Blok 3: Voltooid deelwoord

Om een voltooid deelwoord goed te spellen, moet je net als bij een persoonsvorm in de verleden tijd onderscheid maken tussen sterke en zwakke werkwoorden.
Weet je nog het verschil:
Sterke werkwoorden veranderen van klank in de verleden tijd (loop - liep).
Zwakke werkwoorden blijven gelijk in klank in de verleden tijd (maak - maakte).

De regel voor het spellen van een zwak voltooid deelwoord is als volgt:

1. Je neemt het hele werkwoord, bijvoorbeeld maken

2. Je haalt er -en vanaf, mak

3. staat de laatste letter in kofschiptaxi? -k, JA
    dan schrijf je het voltooid deelwoord met een -t op het eind. gemaakt

Nog een keer met het werkwoord leren

1. leren
2. ler
3.
staat de laatste letter in kofschiptaxi? r, NEE
   
dan schrijf je het voltooid deelwoord met een -d op het eind. geleerd

 

kofschiptaxi is een ezelsbruggetje. De medeklinkers in het woord geven aan of er een -t of een -d achter het voltooid deelwoord komt te staan. Let op: de klinkers tellen niet mee! Eindigt je woord op een klinker (roeien- roei) dan krijg je altijd een -d!

Oefening A
Maak hier de oefening met voltooid deelwoorden.

Oefening B
Bij deze oefening helpen ze je een handje. Tussen haakjes staat nu niet het hele werkwoord, maar het begin van het voltooid deelwoord.

Oefensite

Klik op volgende --> voor de uitleg van sterke werkwoorden.