Blok 1: Persoonsvorm tegenwoordige tijd

 

Werkwoordsvormen

In de zin: Jan heeft hikkend de wedstrijd uitgelopen. zitten drie werkwoorden, namelijk: heeft, hikkend en uitgelopen. heeft is de persoonsvorm. Maar in welke vorm zijn de overige werkwoorden geschreven?

De vormen van het werkwoord:

1. Persoonsvormen

We noemen werkwoorden persoonsvormen als ze in een zin aangeven:

- tegenwoordige of verleden tijd : hij rent, hij rende
- enkelvoud of meervoud: ik ren, wij rennen

2. Deelwoorden

Deelwoorden worden in twee groepen verdeeld:

a. Werkwoordsvormen als gemaakt, geleerd, gesloten en verkocht noemen we voltooide deelwoorden.
b. Lopend, hikkend, etend en rennend noemen we onvoltooide deelwoorden.

3. Infinitieven

Infinitieven zijn de hele werkwoorden.
Voorbeelden: herhalen, maken, doen, hebben, eten, drinken, vragen etc.

Oefening werkwoordsvormen

 

Persoonsvorm tegenwoordige tijd

Nu je de werkwoordsvormen kan herkennen, wordt het tijd dat je ze gaat leren schrijven. We beginnen bij de persoonsvorm tegenwoordige tijd.

Kijk naar het schema:

werken

 

vinden

ik werk

stam

ik vind

jij werkt, u werkt, werkt u  

stam+t

jij vindt, u vindt, vindt u  

werk jij

stam

vind jij

hij, zij, het werkt

stam+t

hij, zij, het vindt

wij, jullie, zij werken

stam+en                        

wij, jullie, zij vinden

 

Als de pv in de tegenwoordige tijd staat zijn er maar drie mogelijkheden:

Laten we het werkwoord lopen eens vervoegen:

Bij ik vul je de stam van het werkwoord in. Dus: ik loop
Bij hij, zij of men komt er een -t achter, dus:      hij loopt
Bij wij of jullie schrijven we het infinitief, dus:     wij lopen

Een lastige vorm is de je/jij. Als je voor de persoonsvorm staat komt er een -t achter de stam, maar staat je achter de persoonsvorm dan schrijf je alleen de stam.
Ingewikkeld? Welnee, probeer gewoon het woordje lopen in te vullen. Dan hoor je of er een -t achter komt of niet, dus: je loopt, loop je.

Je gaat nu zelf oefenen:

Op de volgende site vind je verschillende oefeningen van de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd. Je docent vertelt je welke oefeningen je moet maken. Oefensite

 

Veel succes met oefenen! Hier nog een woordgrapje om de les mee af te sluiten:

Ze heeft dikke billen, maar ze zit er niet mee.