Een voltooid deelwoord wordt ook wel eens gebruikt als bijvoeglijk naamwoord. Het is dan geen werkwoord meer, maar vergelijkbaar met woorden als 'lang', 'groen' en 'sterk': het zegt iets over het woord dat erna komt.
Stap voor stap gaan we een bijvoeglijk naamwoord van een werkwoord maken.
Stap 1: begin met het werkwoord dat je wil gaan gebruiken. Bijvoorbeeld verven; ik verf de deur, de deur is nu geverfd.
Stap 2: neem het voltooid deelwoord van het werkwoord dat je hebt gekozen; verven - geverfd.
Stap 3: eindigt je voltooid deelwoord op een d of t, dan plaats je er een -e achter.
eindigt je voltooid deelwoord op -en, dan laat je het zo staan.
Bijvoorbeeld: geverfd ⇒geverfde: de geverfde deur
Bijvoorbeeld: gemaakt ⇒ gemaakte: de gemaakte deur
Bijvoorbeeld: gesloten ⇒ gesloten: de gesloten deur
Nog een keer:
Als het voltooid deelwoord eindigt op d of t
In bepaalde gevallen eindigt het voltooid deelwoord op een korte klank + d of + t:
In bovenstaande voorbeelden wordt de eindletter verdubbeld, omdat je het anders verkeerd uitspreekt.
Schrijf een bijvoeglijk naamwoord altijd zo kort mogelijk. Dus als de uitspraak het toestaat, schrijf je maar
één -d of -t !
Als het voltooid deelwoord eindigt op 'en'
Sommige sterke werkwoorden hebben een voltooid deelwoord op 'en'.
In de bovenstaande voorbeelden zie je dat het voltooid deelwoord zijn eindletter n behoudt.
Oefening 1 (Met nogmaals de uitleg)
Oefening 2 (simpel)
Vind je het moeilijk? Probeer dan nog deze oefening!
Oefening A (In stapjes: eerst het voltooide deelwoord, dan het bijvoeglijk naamwoord)
Vind je dit makkelijk? Probeer dan deze pittige oefeningen eens!