stap 1
1. brommers, jongeren vanaf 16 jaar.
auto's, mensen met een rijbewijs
fietsen, mensen die de fiets voor sport, recreatie of vervoersmiddel gebruiken
2. Irma, de ouders beslissen en kopen de luiers
3.bijvoorbeeld: H&M mode tegen betaalbare prijs. Naast kleding heeft deze winkel ook veel assecoires waar jongeren dol op zijn.
stap 2
1a. bijna 50%
b. 25%
2. eigen antwoord als je maar aangeeft wat je ongeveer hetzelfde uitgeeft en wat er totaal anders is.
stap 3
1. hoeveel goederen en diensten je met jouw bepaalde hoeveelheid geld kan kopen
2. huur of hypotheek, verzekeringen, gas/water/licht
3. Jongeren hebben nog geen vaste lasten. Zij kunnen hun geld uitgeven waaraan ze willen.
stap 4
1. cadeautjes voor familie en vrienden, bus of trein bij slecht weer, goede doel.
2.
jongens | meisjes | |
snacks/snoep | € 16,- 8 % | € 11,- 5.6.% |
uitgaan | € 18,- 9..% | € 14,- 7,2..% |
computer | € 19,- 9,5 .% | € 14,- 7,2 .% |
telefoon | € 32,- 16 .% | € 33,- 16.9 .% |
kleding | € 42,- 21 .% | € 45,- 23,1.% |
overigen | € 73,- 36,5 .% | € 78,- 40...% |
totaal | € 200 100% | € 195 100% |
uitrekenen % = deel : totaal x 100
kleding jongens: 42 : 200 x 100 = 21%
3. De verschillen zijn niet heel groot, maar op alle punten verschilt het wel iets. Meisjes geven procentueel meer uit aan hun telefoon, kleding en overig.