Stap 2: Koopgedrag
Hieronder staan vijf zinnen.
- Ik draag dezelfde schoenen als mijn klasgenoten.
- Mijn vader draagt een pak; ik draag een spijkerbroek.
- Mijn zus heeft een bikini gekocht; mijn broer kocht een zwembroek.
- Mijn neef woont in Griekenland; hij koopt meer korte broeken dan ik.
- Mijn vriend kocht een nieuwe brommer; ik kocht een tweedehandse.
Geef bij iedere zin aan wat van invloed is op het koopgedrag.
Kies uit:
- je leeftijd
- je geslacht
- je inkomsten
- je woonplaats
- de invloed van anderen
Neem over en vul in:
1 = .... 2 = ..... 3 = ..... 4 = ..... en 5 = .....