https://youtu.be/d5r_SeB53I4
Met behulp van stijlen kan je eenvoudig bepaalde delen van tekst snel en vooral efficiënt opmaken. Zo geef je bv. al je titels in je document de stijl “Titel”. Hierdoor zullen alle titels er hetzelfde uitzien volgens de opmaak van stijl “Titel”. Wijzigen we nu echter de opmaak van de stijl “Titel”, zal alle tekst die de stijl “Titel” gekregen heeft, zich aanpassen aan de nieuwe opmaak. Op die manier hoef je dus maar op één plaats je opmaak te wijzigen.
Je kan dit echter ook uitbreiden voor gewone tekst. Geef je alle tekst die belangrijk is de stijl “Nadruk”, kan je ook deze in een latere fase op eenvoudige manier van opmaak laten aanpassen.
De beste werkwijze is dus om eerst aan Word duidelijk te maken waaruit je tekst bestaat door alles een stijl te geven. Wat zijn de titels? Wat zijn de ondertitels? Wat is gewone tekst? Wat is te benadrukken tekst? Enzovoort… Nadien kan je de stijlen gaan opmaken en zal alles zich automatisch aanpassen.
Om een stijl toe te passen op tekst, selecteer je de tekst of ga in de lijn staan. Klik bovenaan in het lint op de gewenste stijl. Via het “Meer”-knopje zie je extra stijlen.
Indien je een stijl ongedaan wil maken, selecteer je de tekst en klik je op de “Standaard” of selecteer je onderaan in het menu “Opmaak wissen”.
Een groot voordeel van werken met stijlen is dat je de opmaak van een stijl eenvoudig kan wijzigen. Wanneer je de stijl wijzigt, zal elke tekst die deze stijl heeft, aangepast worden. Heb je bijvoorbeeld 5 titels de stijl “Titel” gegeven en je kiest ervoor om de opmaak van je titels te wijzigen, dan dien je enkel de stijl “Titel” te wijzigen en alles zal geüpdatet worden.
Werkwijze in Word:
Wanneer je een stijl wijzigt, zie je onderaan de knop “Opmaak”. Hier heb je tal van extra mogelijkheden om een stijl op te maken.
Om een titel of andere stijl automatisch op een nieuw blad te laten beginnen, wijzig je de stijl en selecteer je “Opmaak” > “Alinea” > Tabblad “Tekstdoorloop” > Selecteer “Pagina-einde ervoor”.
Laat een stijl op een nieuwe pagina beginnen. Gebruik in het tabblad “Tekstdoorloop” de optie “pagina-einde ervoor”.
Om de witruimte of afstand te bepalen voor en na een stijl, selecteer je “Opmaak” > “Alinea” > Tabblad “Inspringingen en afstand” > Wijzig “Afstand voor en na”.
Om een kader te plaatsen selecteer je “Opmaak” > “Rand” > Selecteer waar je randen wil hebben.
De stijl “Standaard” en de “Kop”-stijlen (“Kop 1”, “Kop 2”, …) zijn erg belangrijk om te begrijpen. We overlopen deze stijlen hier.
Wanneer je gewone tekst typt, krijgt deze automatisch de stijl “Standaard”. Heb je nu een volledig document getypt met vele titels en andere speciale elementen is het toch nog eenvoudig om je gewone tekst snel aan te passen. In plaats van alles apart te selecteren, wijzig je gewoon de stijl “Standaard” (bv. een ander lettertype, lettergrootte, tekstkleur, …).
Bij het maken van een iets groter document heb je al snel heel wat titels en ondertitels. Heb je ondertitels van meerdere niveau’s (bv. 2.1.5), dan heb je absoluut nood aan de Kop-stijlen. Geef elke hoofdtitel “Kop 1”, een ondertitel van “Kop 1” geef je “Kop 2”, een ondertitel van “Kop 2” geef je “Kop 3”, enzovoort.
Deze stijlen zijn ook absoluut belangrijk voor als je gaat werken met titelnummering (bv. 2.1.5) en een inhoudsopgave.
Wanneer je gebruik hebt gemaakt van de stijlen “Kop 1”, “Kop 2”, … kan je eenvoudig titelnummering toevoegen.
Werkwijze in Word: