Crisis van de derde eeuw

Maximinus Thrax (de Thraciër) was de eerste soldatenkeizer, dat wil zeggen keizers die door hun legioenen op de troon werden geplaatst. Hij stond bekend als de eerste barbaarse keizer. Hij had een hartgrondige hekel aan de adel en hij liet iedereen die hij van samenzweren verdacht zwaar vervolgen. In 235 mislukte een complot om de keizer af te snijden van zijn troepen in Germania, waar Maximinus Thrax tegen de Alemannen vocht. De keizer verdubbelde de soldij van zijn mannen, wat leidde tot een hogere belastingdruk voor zijn onderdanen. De belastingheffers werden steeds hardhandiger in het verkrijgen van de belastingen en in 238 riepen opstandelingen in Africa de proconsul Gordianus uit tot keizer Gordianus I, samen met diens zoon Gordianus II. De opstand werd echter op 12 april neergeslagen en de Gordiani komen om het leven. De Senaat, die keizer Maximinus tot staatsvijand had verklaard, kon niets anders doen dan de opstand voortzetten. De Senaat riep twee van zijn eigen leden, Pupienus en Balbinus, uit tot keizer, maar dit viel in slechte aarde bij de Romeinse bevolking. Ook werd bekend dat keizer Maximinus met een leger op weg was naar Rome. Om de gemoederen te sussen werd de kleinzoon van Gordianus I door de Senaat uitgeroepen tot keizer Gordianus III. Pupienus stelde zichzelf aan het hoofd van een leger om Maximinus het hoofd te bieden, maar deze werd in de lente van 238 te Aquileia door zijn eigen legioenen vermoord.

Hoewel de bevolking opgelucht was dat Maximinus dood was, nam de onrust in de stad toe en Pupienus moest terugkeren om de orde te herstellen. Het wantrouwen tussen Pupienus en diens collega Balbinus bracht de Praetoriaanse Garde er toe de beide mannen op 29 juli te vermoorden. Gordianus III werd alleenheerser. Onder de nieuwe keizer leek de glorie van Rome zich te herstellen. De Goten en de Sarmaten werden teruggeslagen en de grenzen werden veiliggesteld. Toen de Sassaniden o.l.v. koning Shapur I de Eufraat overstaken, opende de keizer de deuren van de Tempel van Janus voor de laatste keer. De deuren van deze tempel bleven traditioneel in vredestijd gesloten en de definitieve opening luidde het definitieve einde van de Pax Romana in. De keizer stond onder de goede invloed van zijn mentor Thimestus en was erg geliefd bij de bevolking. Toen Thimestus stierf benoemde Gordianus Marcus Iulius Philippus Arabs (Philippus de Arabier) tot zijn nieuwe adviseur. Op 22 januari 244 stierf de geliefde keizer, mogelijk door toedoen van Philippus.

Philippus sloot een ongunstige vrede met Shapur om zich op de vestiging van zijn dynastie te richten. Van 245 tot 247 was de keizer aan het front aan de Donau, waar hij vocht tegen de Carpi en andere Germaanse stammen. Op 21 januari 248 werd het duizendste verjaardagsfeest van Rome (gesticht 753 v.Chr.) op grootse wijze geopend door de keizer. Er brak echter een opstand uit aan de Donaugrens en naburige stammen maakten gebruik van de gelegenheid om het Rijk binnen te vallen. Ook broeit het verzet in het oosten van het Rijk, waar zijn broer Priscus een wanbeleid voert. De opstand werd neergeslagen door de nieuwe commandant van de Moesische en Pannonische legioenen, Traianus Decius, die onmiddellijk door zijn legioenen tot keizer werd uitgeroepen. In de herfst van 249 troffen de legioenen van Philippus en Decius elkaar in Verona, waar Philippus sneuvelde.

Om de eenheid van het Rijk te bevorderen, eiste de nieuwe keizer dat iedereen de staatsgoden vereerde. De christenen weigerden en Decius begint de eerste grote, systematische christenvervolging. Decius was een capabele bestuurder, maar hij kan niet voorkomen dat de Goten het Rijk in 251 binnenvallen. Decius en zijn zoon liepen in een Gotische hinderlaag en sneuvelden in de strijd. Decius was de eerste keizer die in de strijd omkwam.

De gouverneur van Moesia, Trebonianus Gallus, werd door de legioenen tot keizer verheven en hij sloot een onvoordelige vrede met de Goten, waarbij werd afgesproken dat Rome elk jaar tribuut aan de Goten zouden betalen. Ondertussen gaat Rome onder een pokkenepidemie gebukt. Wanneer in 253 de commandant van de Donaulegioenen, Aemilianus, de tribuut die voor de Goten was bestemd onder zijn troepen verdeelde, werd hij terstond tot keizer verheven. Muitende troepen brengen Trebonianus Gallus en zijn zoon om het leven, maar de Senaat schuift een nieuwe keizer, Valerianus, naar voren om Aemilianus te verslaan. Aemilianus zou uiteindelijk niet door Valerianus, maar door mannen uit zijn eigen aanhang worden omgebracht.

Valerianus benoemde zijn zoon Gallienus tot medekeizer en gaf hem de heerschappij over het westen van het Rijk. Zelf heerst hij over het oosten. In 257 heroverde Valerianus Antiochië op de Perzen. Toen in 259 de Goten Asia Minor binnenvielen, maakte Shapur I daar gebruik van om Rome aan te vallen. Keizer Valerianus werd door Shapur gevangengenomen, een ware vernedering voor de keizer. Volgens de christelijke overlevering werd Valerianus door de koning als opstapje voor zijn paard gebruikt en zou hij in 260 na zijn dood door Shapur gevild, opgezet en in een tempel tentoongesteld zijn. Gallienus had ondertussen de grootste moeite het Rijk bijeen te houden en verschillende usurpatoren roeren zich en een van hen, Postumus, sticht zelfs een rivaliserend rijk, het Gallische keizerrijk, dat zich van 260 tot 274 wist te handhaven. Ondanks deze tegenslagen wist Gallienus het volk door middel van propaganda aan zijn kant te houden. Hij hervormde het Romeinse staatsbestuur en de macht van de Senaat werd zwaar verminderd. Hij maakt hierdoor veel vijanden en hij werd in september 268 vermoord.

Een van de samenzweerders werd de nieuwe keizer Claudius II. Hij moest de Alemannen in Noord-Italië het hoofd bieden, maar vooral de Goten eisten zijn aandacht op. Hij wist hen zware verliezen toe te brengen en kreeg de erenaam Gothicus. Door middel van onderhandeling werden heel Gallië ten oosten van de Rhône en de Iberische provincies, deel van het Gallische Rijk, weer deel van het Romeinse Rijk. Koningin Zenobia van Palmyra, een machtige Romeinse vazalstaat, verklaarde Palmyra onafhankelijk en bezette Egypte. Een hongersnood was het gevolg. In januari 270 raakte het leger van Claudius besmet met de pest. Claudius was een van de slachtoffers.

Na een korte heerschappij van Claudius' broer, Quintillus, werd Claudius' vriend en medesamenzweerder, Aurelianus, keizer. Hij herstelde het Rijk door de Alemannen wederom te verslaan en het Gallische Rijk en Palmyra werden weer in het gareel gebracht. Aurelianus was, net als Elagabalus voor hem, een aanhanger van Sol Invictus en wilde deze god tot staatsgod uitroepen. In 275 werd de keizer, op veldtocht in het oosten, vermoord.

De Senaat koos de oude senator Tacitus als keizer, maar hij was geen goede keuze omdat het Rijk een militair nodig had. Tacitus stierf het volgende jaar en na een korte regeerperiode werd zijn halfbroer Florianus door de succesvolle generaal Probus afgezet. Probus versloeg in 278 de Franken, de Vandalen en de Bourgondiërs. Toen hij in 283 de legioenen aan het werk wilde zetten aan civiele projecten werd hij door zijn eigen mannen vermoord, die vervolgens Carus uitriepen tot keizer. Carus slaat een Germaanse invasie terug, maar kwam om in een veldtocht tegen de Parthen. Zijn zonen Carinus en Numerianus bestuurden voor korte tijd het Rijk, maar het leger verhief op 20 november 284 Diocletianus tot keizer.