Burgeroorlog en de Severische dynastie

Na de dood van Commodus werd de relatief integere Pertinax keizer. Hij trachtte de corruptie van Commodus ongedaan te maken, maar opereerde politiek niet altijd even handig. Hij vervreemde Laetus, de man aan wie hij de troon te danken had, van zich. Ook slaagde hij er niet in om het door hem toegezegde donativum aan alle leden van de Praetoriaanse Garde uit te betalen. Dit liep uit de hand toen leden van de Garde verhaal kwamen halen. Op 28 maart 193 drongen zij het keizerlijk paleis binnen. Hoewel het er aanvankelijk naar uitzag dat hij de boel nog kon sussen werd Pertinax door een naar men zegt Tungrisch lid van de Praetoriaanse garde ter dood gebracht.

De Praetorianen probeerden nu de kandidaten voor het keizerschap tegen elkaar uit te spelen. Uiteindelijk verkreeg Didius Iulianus de keizerlijke titel, nadat hij beloofd had om een donativum van 25.000 sestertiën per man te betalen. De gouverneurs van de provincies konden zich niet met deze gang van zaken verenigen. Zowel Clodius Albinus, gouverneur van Britannia, Pescennius Niger, gouverneur van Syria, en Septimius Severus, gouverneur van Pannonia Superior werden door hun legioenen tot keizer uitgeroepen.

Septimius Severus beschikte over de meeste legioenen. Bovendien lag zijn Donauleger het dichtst in de buurt van Rome. Op 2 juni arriveerde hij in de hoofdstad. Hij ontbond de Praetoriaanse Garde en liet deze vervangen door zijn eigen mannen. Pertinax' moordenaars en Didius Iulianus werden terechtgesteld. De delen van de Senaat, die liever Niger of Albinus als keizer had gezien, werden gedwongen Severus tot keizer uit te roepen en Niger tot staatsvijand te verklaren.

Voor het moment kende Severus aan Clodius Albinus de titel Caesar toe. Hij wilde een tweefrontenoorlog vermijden. Hierdoor kon Severus zich geheel concentreren op Niger. In het voorjaar van 194 werd Niger na een harde strijd in Cilicië verslagen. In de herfst van 195 riep Severus zijn oudste zoon Caracalla uit tot Caesar uit en liet hij Clodius Albinus door de Senaat uitroepen tot staatsvijand. Na een moeizame oorlog van twee jaar kwam het op 19 februari 197 in het Rhônedal nabij Lugdunum (het huidige Lyon) tot een beslissende slag. De slag werd gewonnen door de legioenen van Septimius Severus. Het zou een van de bloedigste veldslagen zijn geweest die ooit tussen Romeinen onderling is uitgevochten.

Toen Septimius Severus eenmaal alleenheerser was, begon hij aan een zegerijke veldtocht tegen de Parthen. In 198 plunderden hij en zijn zonen Ctesiphon, vermoordden de mannen van de stad en maakten de vrouwen en kinderen tot slaaf. Nooit zou een Romeins leger nog zo'n grote overwinning boeken in het Oosten. In het eerste decennium van de 3e eeuw werden zowel Caracalla als diens jongere broer Geta tot Augusti, medekeizers, verheven. Septimius Severus voerde ook oorlog tegen de Picten in het noorden van Britannia. Tijdens zijn verblijf in Eboracum overleed de keizer op 4 februari 211 op 65-jarige leeftijd.

Zijn beide zonen werden toen keizer, maar konden het niet goed met elkaar vinden. Beiden ambieerden het alleenheerserschap, vergaarden aanhangers en maakten zich op voor een burgeroorlog. Bang als hij was voor de toenemende populariteit van zijn broer, liet Caracalla Geta in december 211 vermoorden. Hij kocht de Praetorianen om teneinde deze stil te houden en liet 20.000 van Geta's aanhangers ombrengen. In 212 vaardigde Caracalla de beroemde Constitutio Antoniniana uit, waarin alle vrije mannen in het Rijk het Romeins burgerrecht verleend werd. In 213 voerde de keizer oorlog tegen de Germanen, gekleed in een caracallus (een Keltische soldatenmantel, waaraan de keizer zijn naam ontleende). In 214 vertrok de keizer naar het oosten, waar hij de eerste tekenen van een voortschrijdende geestesziekte vertoonde. Hij liet zijn leger de oorlog van Alexander de Grote, waarmee de keizer zich vereenzelvigde, naspelen. Toen hij in 215 Alexandrië bezocht, richtte hij een bloedbad aan onder de bevolking, omdat men hem zou hebben beledigd. In hetzelfde jaar kwamen in Rome de beroemde Thermen van Caracalla gereed. In 216 waren er schermutselingen met de Parthen. Toen de keizer op het punt stond het Parthenrijk binnen te vallen, werd hij op 8 april 217 het slachtoffer van complot dat beraamd was door zijn Praetoriaanse prefect, Macrinus.

Macrinus werd de nieuwe keizer en hij probeerde vrede te sluiten met de Parthen. Deze zagen dit als een teken van zwakte en vielen het Rijk binnen. Macrinus moest een nadelige vrede sluiten en verloor snel de steun van leger en volk. De machtige vrouwen van de Severische dynastie, Iulia Domna en Iulia Maesa, riepen hun neef Elagabalus uit tot keizer. In een veldslag op 8 juni 218 werd Macrinus verslagen. Later werd hij gedood in Cappadocië.

Elagabalus was een aanhanger van de cultus van Deus Sol Invictus en trachtte deze godheid tot oppergod der Romeinen te maken, maar hij maakte zich daarbij volgens velen schuldig aan godslastering. Daarom werd de keizer op 11 maart 222 door de Praetoriaanse Garde vermoord en zijn lichaam werd in de Tiber gegooid.

Zijn neef Severus Alexander werd door zijn moeder, Iulia Mamaea, en de Garde tot keizer uitgeroepen. Hij regeerde het Rijk met behulp van zijn moeder; de kwaliteit van het bestuur nam weer enigszins toe. Veel mensen ergerden zich echter aan de macht van Iulia Mamaea. In 224 namen de agressieve Sassanidische Perzen o.l.v. Ardashir de macht over van de door Septimius Severus ernstig verzwakte Parthen. De oostgrens werd ernstig bedreigd en in 230 ging Mesopotamia voorgoed verloren. De oorlog tegen de Perzen werd weliswaar gewonnen, maar de problemen waren niet voorbij. Aan de Donaugrenzen roerden de Germaanse stammen zich weer, zodat in 235 de keizer weer aan de Donau moet optreden. Deze keer was de keizer echter uit op onderhandeling, zeer tegen de zin van zijn legioenen. De keizer en zijn moeder werden door muitende troepen o.l.v. Maximinus Thrax vermoord.