Vroege Republiek

Het Romeinse volk had zulke slechte ervaringen met Tarquinius dat het nooit meer door een koning geregeerd wenste te worden. Lucius Junius Brutus werd belast met het ontwerpen van een nieuw staatsbestel, de res publica oftewel republiek. Zo werd de Senaat het hoogste orgaan van de Romeinse staat. Zij adviseerden de tweejaarlijks gekozen magistraten, die eerst pretores en daarna consules werden genoemd. De eerste consuls waren deze Brutus en Lucius Tarquinius Collatinus. In 508 v.Chr. werd het ambt van Pontifex Maximus ingesteld om de religieuze taken van de koning over te nemen. Tarquinius Superbus had de strijd echter nog niet opgegeven en hij leidde een alliantie van Etrusken en Latijnen tegen Rome. Pas toen de Romeinen in 496 v.Chr. de Latijnse Liga versloegen in de Slag bij het Regillusmeer, gaf Tarquinius het op.

Ondertussen barstte bij gebrek aan een gemeenschappelijke vijand de strijd tussen rijk (patriciërs) en arm (plebejers) los vanwege de sociale ongelijkheid. In 494 v.Chr., na een secessio plebis (uittocht der plebejers), mochten de plebejers voor het eerst twee tribuni plebis (volkstribunen) (in 459 v.Chr. werden dat er tien) en twee aediles plebis (plebeïsche aedilen) kiezen. Ook kregen ze eigen wetten (plebiscita) en een eigen vergadering (comitia plebis). Gelijktijdig begon Rome een expansieve politiek te voeren in oorlogen tegen de Aequi en de Volsken. Om de betrekkingen tussen patriciërs en plebejers beter te regelen werden er in 451 v.Chr. voor een jaar decemviri legibus scribundis aangesteld onder leiding van een ex-consul van patricische afkomst, Appius Claudius Crassus. Tijdens dit ene jaar werden er tien wetten aangenomen door de comitia centuriata en het recht werd zo goed toegepast dat er een nieuw decemviraat kwam (Appius Claudius was de enige decemvir die terugkeerde). Er werden nog eens twee nieuwe wetten aangenomen, waaronder de Wet der Twaalf Tafelen (Lex Duodecim Tabularum). De decemviri weigerden echter af te treden, werden steeds tirannieker en toen Appius Claudius zich aan een patricische dame vergreep, zette het volk de decemviri af. In 447 v.Chr. werden er voor het eerst twee quaestores verkozen en vier jaar later voor het eerst twee censores. In 445 v.Chr. werd het ambt van tribunus militum ingesteld en werd het mogelijk voor plebejers om met patriciërs te trouwen. In 421 v.Chr. werd het aantal quaestors uitgebreid van 2 tot 4 (in 267 v.Chr. tot 6, in 227 v.Chr. tot 8 en in 197 v.Chr. tot 12) en mochten ook plebejers dit ambt vervullen. Ook werd er voor het eerst soldij(loon) uitbetaald aan de Romeinse soldaten.

In die tijd werd het laatste verzet van de Etrusken gebroken. Alleen de stad Veii, op 15 km afstand van Rome, bleef onafhankelijk. In 396 v.Chr. werd ook deze stad ingenomen. Rome kwam hierna in conflict met de Galliërs in Noord-Italië. In 390 v.Chr. werden de Romeinen verslagen in de Slag aan de Allia en de stad werd geplunderd door de Gallische leider Brennus. Deze tegenslag was maar van korte duur en in de 4e eeuw v.Chr. werd vrijwel heel Italiaanse schiereiland ten zuiden van de Po veroverd. De drie oorlogen tegen de Samnieten vormden hierin de belangrijkste episodes. Alleen de Griekse koloniën in het zuiden van het schiereiland bleven nog onafhankelijk. Toen sommige Griekse steden Romeinse hulp inriepen tegen de Griekse kolonie Tarente, riep laatstgenoemde de hulp in van eveneens Griekse koning Pyrrhus van Epirus. Hoewel de Romeinen verschillende nederlagen leden, waren de verliezen van Pyrrhus zo groot dat hij de strijd moest opgeven. Men spreekt vandaag de dag nog steeds van een pyrrusoverwinning. In 272 v.Chr. werd Tarente bij Rome ingelijfd.