Val van de Republiek

Jarenlang hadden de Romeinse bondgenoten (socii, vaak steden waarmee Rome in voorgaande eeuwen een nadelig vredesverdrag had gesloten) in Italië voor Rome gevochten zonder dat daar iets tegenover stond. De bondgenoten werden steeds ontevredener met deze situatie. In 91 v.Chr. diende de volkstribuun Marcus Livius Drusus minor een wet in die alle Italianen het Romeins burgerschap verleende, maar voordat deze wet kon worden aangenomen werd hij vermoord. Hierop scheidden de bondgenoten zich af en brak de Bondgenotenoorlog uit. Na zware gevechten en het verlenen van het Romeinse burgerschap aan alle trouwe bondgenoten wist de Romeinse generaal Lucius Cornelius Sulla de oorlog in 82 v.Chr. in Romes voordeel te beslissen.

In Rome was ondertussen een nieuwe politieke klasse ontstaan. Naast de traditionele patricische families werden ook steeds meer rijke plebejische families toegelaten tot de Romeinse Senaat. De nieuwe senatoren verenigden zich in de populares (populisten; zij wilden meer hervormingen ten gunste van de armeren) terwijl de oudere patricische families zich verenigden in de optimates (de besten, die alles bij het oude wilden laten).

De ambitieuze Sulla sloot zich aan bij de optimates en kwam in conflict met de politieke vos Marius (een oom van de latere Gaius Julius Caesar) die geen afstand wilde doen van zijn macht. Na een korte burgeroorlog brak Sulla de aloude wet dat de legioenen de Pomerium niet mogen oversteken (om een militaire staatsgreep te vermijden) en werd een dictator. Na een schrikbewind van twee jaar, waarin hij veel welgestelden liet ombrengen en hun bezittingen in beslag nam, trad Sulla vrijwillig af.

De nieuwe leider in Rome werd Gnaeus Pompejus, die Mithridates VI van Pontus versloeg, Syria en Judaea toevoegde aan het Rijk en de Middellandse Zee zuiverde van piraten. Hij werd echter in 60 v.Chr. gedwongen de macht te delen met Gaius Julius Caesar en Marcus Licinius Crassus, met wie hij het Eerste Triumviraat vormde.

Caesar moest voor nieuwe kolonies zorgen zodat Pompejus' veteranen land konden krijgen als oudedagsvoorziening, maar in ruil daarvoor vroeg Caesar legioenen aan Pompejus. Daarmee begon hij zijn Gallische oorlog, die kon beginnen omdat Caesar zich te hulp liet roepen bij het beslechten van Gallische stammentwisten en eindigde met de verovering van Gallië door de Romeinen. Door jaloezie verslechterden de betrekkingen tussen Caesar en Pompejus en toen Crassus sneuvelde in de Slag bij Carrhae viel het triumviraat uit elkaar. Ook was de breuk tussen Caesar en Pompejus groter geworden, nadat de enige dochter van Caesar, Julia (die aan Pompejus uitgehuwelijkt was), stierf bij een bevalling. Toen Caesar in 49 v.Chr. triomferend terugkeerde uit Gallië eisten de Senaat en Pompejus dat Caesar terugkeerde naar Rome zonder legioenen, zodat hij terecht kon staan voor misdaden die hij gepleegd zou hebben. Caesar stak de Rubicon (grens tussen Gallia Cisalpina en Italië) over, met maar een legioen: Legio XIII Gemina (Het tweelinglegioen). Met de beroemde woorden "Alea iacta est" gaf hij zelf aan dat de breuk met de senaat een onomkeerbaar feit was. Te Rome werd hij uitgeroepen tot dictator. Hij achtervolgde zijn tegenstanders naar Griekenland, waar hij in de slag bij Pharsalus de Pompejanen versloeg. Pompejus vluchtte naar Egypte waar hij werd vermoord door de Egyptische heerser Ptolemaeus, overigens tot ongenoegen van Caesar. Pompejeus was niet alleen een Romeins consul, maar ook een schoonzoon van Caesar. In Egypte maakte Caesar Ptolemaeus' zuster en echtgenote Cleopatra het hof en verwekte bij haar een zoon, Caesarion, kleine Caesar. Ptolemeus werd verdreven en verdronk uiteindelijk op de vlucht. In 45 v.Chr. versloeg Caesar in Spanje de laatste Pompejanen.

Caesar werd uitgeroepen tot dictator voor het leven en republikeinse senatoren onder leiding van Gaius Cassius Longinus vreesden dat met Caesar een nieuwe koningstijd zou beginnen. Daarom smeedden ze een complot om hem te doden. Dat werd uitgevoerd op 15 maart 44 v.Chr., de dag waarop Caesar door de senatoren werd vermoord. Onder hen was Caesars' adoptiezoon Marcus Junius Brutus (een afstammeling van Lucius Junius Brutus). De moordenaars hoopten als bevrijders door het Romeinse volk onthaald te worden.

Maar een aanhanger van Caesar, Marcus Antonius, wist in de verwarrende uren na Caesars dood de macht te grijpen en ruide de bevolking op tegen de moordenaarskliek. Cassius en Brutus vluchtten naar Griekenland. Toen Marcus Antonius het testament van Caesar opende, las hij dat niet hij, maar Gaius Octavius (Octavianus), door Caesar was geadopteerd en tot erfgenaam was gemaakt. Omdat het rijk toch bestuurd moest worden vormden Marcus Antonius en Octavianus samen met Marcus Aemilius Lepidus het Tweede Triumviraat. Samen versloegen ze de moordenaars in 42 v.Chr. bij de slag bij Philippi. Daarna verdeelden ze de provincies onder elkaar:

Zowel Marcus Antonius als Octavianus wilden alleenheerser over de Romeinse wereld worden. Om meer militaire steun te verkrijgen begon Marcus Antonius een relatie met Cleopatra. Hij begon zich steeds meer als een oosterse monarch te gedragen en dit viel niet goed bij de elite in Rome. Deze werd door Octavianus snel opgezet tegen Marcus Antonius. In 36 v.Chr. werd Lepidus uit het Triumviraat gezet (deze mocht zijn vermogen en titels wel houden maar ging in ballingschap niet ver van Rome en speelde daarna geen rol van betekenis meer) en begon de tweestrijd tussen Octavianus en Marcus Antonius. In 31 v.Chr. versloeg Octavianus Antonius in de Slag bij Actium en werd zo alleenheerser over de Romeinse wereld. Marcus Antonius en Cleopatra pleegden zelfmoord. Octavianus werd de eerste heerser of keizer van het Romeinse Keizerrijk, in essentie een absolute monarchie, maar aanvankelijk werd er nog een republikeinse façade in stand gehouden.