- Je weet het verschil tussen regionale en sociale ongelijkheid.
- Je weet het verschil tussen centrum, semi-periferie en periferielanden.
- Je weet hoe je het BNP per hoofd kunt berekenen en welke eenheid je erachter moet zetten.
- Je weet hoe de beroepsbevolking is opgebouwd.
- Je weet het verschil tussen hoog- en laagwaardige producten.
- Je kan voorbeelden geven van regionale en sociale ongelijkheid op verschillende schaalniveaus (Wereld, Europa, Nederland).
- Je kan voorbeelden geven van centrum, semi-periferie en periferielanden op verschillende schaalniveaus (Wereld, Europa, Nederland).
- Je kan het BNP/hoofd berekenen.
- Je kan aan de hand van praktijk voorbeelden de vier nadelen van het BNP/hoofd uitleggen.
- Je kan een beroep in de goede sector van de beroepsbevolking plaatsen (primair, secundair, tertiair).
- Je kan verband leggen tussen centrum/semi-periferie/periferielanden en de indeling van de beroepsbevolking van een land (% primaire/secundaire/tertiaire sector).
- Je kan voorbeelden noemen van grondstoffen, halffabricaten en eindproducten.
- Je kan van een voorbeeld aangeven of het een grondstof, halffabrikaat of eindproduct is.
- Je kan een verband leggen tussen de samenstelling van de export (grondstof/halffabrikaat/eindproduct) en de welvaart van het land (centrum/semi-periferie/periferie)
- Je kan verbanden leggen tussen het BNP/hoofd en de waarde van de exportproducten.
- Je kan een gapminder lezen (www.gapminder.org) en daar verbanden uithalen