De geproduceerd zwavelzuuroplossing bevat 98 massa% zwavelzuur. Voordat het zwavelzuur verkocht kan worden moet gecontroleerd worden of de concentratie van het product wel klopt.
Van het geproduceerde zwavelzuur wordt daarvoor 10,00 mL gepipetteerd en overgebracht in een 1,000 L maatkolf. Deze wordt vervolgens netjes aangevuld.
Bepaal de precieze concentratie van deze verdunde oplossing zodat je nauwkeurig het massa% van de geproduceerde zwavelzuuroplossing kunt vaststellen.
Dit ga je doen door het zwavelzuur nog verder te verdunnen en dan te titreren met 0,1000 M (vraag docent of TOA de gebruikte concentratie) natronloog.
Opdracht 15: Pipetteer 25,00 mL van de verdunde zwavelzuuroplossing en breng deze over in een 100,00 mL maatkolf. Vul deze netjes aan. Laat met een berekening in je schrift zien hoeveel natronloog je ongeveer nodig zult hebben als je 10,00 mL van de laatstverdunde zwavelzuuroplossing titreert.
Opdracht 16: Titreer nu 10,00 mL van deze laatste oplossing met de natronloog en een geschikte indicator. Voer de titratie uit in duplo en bepaal de precieze concentratie van het geproduceerde zwavelzuur.
Opdracht 17: Vergelijk jouw resultaat met het resultaat van een medeleerling. Hoe zouden jullie (grote) verschillen in die resultaten kunnen verklaren?