Het is voorjaar. De medewerker veehouderij krijgt de opdracht op enkele percelen drijfmest te injecteren en op andere kunstmest te strooien. Hem wordt medegedeeld dat hij bedacht moet zijn op mogelijk natte plekken in het perceel. Anders heeft dat consequenties voor het bodemleven
Succes met het doorwerken van de lesstof!
Leerdoelen:
Heeft basiskennis van het bodemleven.
Heeft kennis van de Nederlandse grondsoorten.
Weet op welke manier je een perceel moet bemesten.
Heeft kennis van de gebruikte dierlijke en kunstmestsoorten.
Heeft basiskennis van de mestwetgeving.
Heeft kennis van mechanisatie met betrekking tot bemesting.
Succescriteria:
Je kan minimaal 4 verschillende organismes benoemen die in de Nederlandse bodem aanwezig zijn.
Je kan van minimaal 3 verschillende organismes benoemen wat voor functie deze heeft voor de bodem.
Je kan van minimaal 3 grondsoorten 2 eigenschappen benoemen.
Je kan met behulp van een trekker met injecteur een perceel bemesten met de juiste mest.
Je kan van minimaal 2 dierlijke mestsoorten 2 eigenschappen benoemen
Je kan van minimaal 2 kunstmestsoorten 2 eigenschappen benoemen.
Je kan aan de hand van 4 casussen uitleggen welke aspecten van de mestwetgeving een rol spelen.
Je laat zien welke onderdelen er in een injecteur belangrijk zijn voor het injecteren van mest
Je laat zien welke onderdelen van een injecteur gevoelig zijn voor mankementen.