Bedrijfskosten zijn alle kosten die een ondernemer maakt om zijn bedrijf te runnen. Denk bijvoorbeeld aan het loon van het personeel, kosten van het gebouw, reclame, verzekeringen, vervoer enzovoort. Al deze kosten worden doorberekend in de prijs van het product. Het is dus belangrijk om goed zicht op de kosten te hebben.
Er wordt vaak onderscheid gemaakt in 4 soorten kosten:
- loonkosten (voor salarissen van het personeel)
- overheadkosten (zoals energie, huisvesting, reclamekosten, algemene kosten, enzovoort)
- rentekosten (voor rente die betaald moet wordt over geleend geld dat nodig is voor her bedrijf)
- afschrijvingskosten
Afschrijvingskosten zijn de kosten die een ondernemer maakt doordat zijn machines, bedrijfsauto's of andere productiemiddelen ieder jaar minder waard worden. De ondernemer schrijft jaarlijks een bedrag af voor het minder waard worden. Als een machine of auto volledig is afgeschreven, dan heeft de ondernemer voldoende geld bij elkaar om weer een nieuw te kopen. Soms levert een machine nog geld op bij verkoop. Dit is de restwaarde.
Afschrijvingen berekenen: aanschafwaarde - restwaarde |
Kosten kunnen constant (vast) of variabel zijn. Constante kosten (of vaste kosten) zijn kosten die in principe niet afhangen van de omvang van de productie of van de afzet. Variabele kosten zijn kosten die wel afhangen van de omvang van de productie of afhangen van de omvan van de afzet. De inkoopwaarde van de omzet is daarvan een voorbeeld.
De kosten van personeel zijn voor een groot deel constant.Zij zijn in principe niet afhankelijk van de van de productie of de afzet. Of een cd-shop nu één cd verkoopt of honderd op een dag, de kosten van de verkoopmedewerker moeten toch worden betaald. Als er extra personeel nodig is voor de productie of afzet (denk aan uitzendkrachten) dan zijn deze kosten variabel. De personeelskosten kunnen een hoge kostenpost zijn voor een bedrijf.
Maak hier een oefening
Bekijk onderstaande filmpje:
Een bedrijf moet voldoende omzet halen om de variabele èn de vaste kosten te kunnen betalen. Als de omzet precies voldoende is om alle kosten te betalen, spreek je van de break-evenomzet. Bij deze omzet haalt het bedrijf geen winst, maar ook geen verlies. De bijbehorende afzet is de break-evenafzet.
Er zijn twee manieren om de break-evenafzet te berekenen:
1 De totale opbrengst is gelijk aan de totale kosten: TO=TK
2 Het verschil tussen de verkoopprijs en de variabele kosten per product is beschikbaar om de constante kosten te betalen. Bij het aantal stuks waarbij de vaste kosten precies betaald kunnen worden, is de break-evenafzet bereikt.
In formule: vaste kosten : (verkoopprijs - variabele kosten per product) = break-evenafzet |
Voorbeeld Break-evenafzet berekenen: Een bedrijf verkoopt producten met een verkoopprijs van €10. De variabele kosten per product zijn €3. De vaste kosten zijn €70.000 per jaar. methode1 methode 2 |
Maak nu minitoets B4 op Its Learning.. Bekijk de foute antwoorden en leer hiervan. Overleg met je docent of je deze lesbrief af mag ronden.