In de vorige paragraaf heb je geleerd wat isotopen zijn.
Omdat stoffen in verschillende isotoop-vormen kunnen voorkomen zijn er twee situaties te onderscheiden die je in deze paragraaf gaat leren.
Klik op de afbeelding om de applet te openen.
Klik in de applet op: Atoom
of (als de applet al is geopend)
klik in de applet op: om alles te resetten.
Klik in de applet het vinkje aan voor: Stabiel/Onstabiel
Sleep 1 protoon naar de kern van het atoom.
Onder de kern zie je nu staan: Stabiel.
Sleep 1 neutron naar de kern van het atoom.
Als een atoom stabiel is, zendt hij géén radioactive straling uit.
Als een atoom instabiel is, kan het atoom uit elkaar knallen en radioactieve straling gaan uitzenden.
Je spreekt van een instabiel atoom als de kern te vol is (te veel deeltjes in de kern).
Anders gezegd:
als er in de kern te veel protonen en neutronen bij elkaar zitten lijkt de kern op een veel te hard opgeblazen ballon... hij blijft nog nét heel, maar als er maar iets gebeurt dan klapt de ballon uit elkaar.
Het instabiel zijn van een atoom kan ook een andere oorzaak hebben.
Klik in de applet op: om alles te resetten.
Klik in de applet het vinkje aan voor: Stabiel/Onstabiel
Sleep 2 protonen naar de kern van het atoom.
Het atoom is nu instabiel.
Simpel uitgelegd:
twee noordpolen of twee zuidpolen van een magneet stoten elkaar af.
Protonen lijken op "magneten". Ze hebben een + lading.
Twee (of meerdere) protonen met gelijke lading hebben ook de neiging om elkaar af te stoten.
Daardoor is de samenhang van de kern erg kwetsbaar geworden en zou de kern makkelijk uit elkaar kunnen knallen.
Neutronen zijn als het ware de 'lijm tussen de protonen' (het bindmiddel) die er voor zorgen dat de protonen met elkaar in de kern kunnen blijven zitten.