Kopieer het schema naar je Word document en vul de betekenis van de woorden in.
Slaven
Plantagehouders
Driehoekshandel
Slavenhandel
Handelsgebied
Abolitionisten
Opdracht 10:
Noteer van de onderstaande vragen de juiste antwoorden in je Word-document.
1. Waar of niet waar?
De Europeanen hebben in het westen van Afrika plantages gesticht.
2. Waar of niet waar?
Op de plantages in Amerika werd er tabak, koffie, thee en rietsuiker geteeld.
3. Waar of niet waar?
In het begin werden er indianen gebruikt om op de plantages te werken.
4. Waar of niet waar?
Nederland heeft helemaal geen rol gespeeld in de slavenhandel.
5. Met welke producten aan boord vanuit Europa vertrokken de schepen richting Afrika?
A. Koffie, suiker, thee en tabak
B. Slaven
C. Wapens en drank
D. Ze gingen helemaal niet naar Afrika
6. Met welke producten aan boord vanuit Afrika vertrokken de schepen richting Amerika?
A. Koffie, suiker, thee en tabak
B. Slaven
C. Wapens en drank
D. Ze gingen helemaal niet naar Amerika
7. Met welke producten aan boord vanuit Amerika vertrokken de schepen richting Europa?
A. Koffie, suiker, thee en tabak
B. Slaven
C. Wapens en drank
D. Ze gingen helemaal niet naar Europa
Opdracht 11:
Vul je tijdlijn aan van tijdvak 6 en 8. Bij tijdvak 6 moet de gebeurtenis: Start Nederlandse slavenhandel. Bij tijdvak 8 moet de gebeurtenis: Afschaffing van de slavernij.
Opdracht 12:
Pak je kaart erbij van paragraaf 1. Teken op die kaart de driehoekshandel. Zet daarbij ook wat er gehandeld werd.
Opdracht 13:
Je gaat een dagboek schrijven. Je doet net alsof je een slaaf bent in het jaar 1768 en je werkt op een plantage. Je dagboek voldoet aan de volgende eisen:
a. Je schrijft over zeven dagen wat je als slaaf mee gemaakt hebt.
b. Elke dag staat omschreven in tenminste vijf zinnen.