Dankzij vooruitstrevende selectietechnieken wordt er tegenwoordig binnen de zeugen- houderij naar een productiegetal van 30 of meer gestreefd. Echter, een hoog productiegetal zegt niets over de kwaliteit (het aandeel zwakke of lichte biggen) van de gespeende biggen. Een hoge biggenproductie resulteert in een daling van het geboortegewicht en een toename in biggensterfte. Dit laatste blijkt uit recente praktijkgegevens van hoog productieve zeugenbedrijven. Streven naar een dergelijk hoog productiegetal is mogelijk, op voorwaarde dat de biggen voldoende goed groeien. Een minimale groeinorm van 5 kg op 20 dagen (in een vierwekensysteem) kan hierbij worden gehanteerd. Een productiegetal van 30 biggen per zeug per jaar is mogelijk, maar dan wel onder bepaalde voorwaarden. Eén van de aandachtspunten bij een hoog aantal geboren biggen is dat iedere big voldoende moet kunnen zogen. Helaas, is bij de genetische selectie het aantal functionele spenen bij de zeug niet evenredig met het aantal geboren biggen geëvolueerd. Dat betekent vaak dat er meer biggen worden geboren dan dat er actieve, melkproducerende tepels beschikbaar zijn. Voor het halen van een hoog productiegetal moeten extra inspanningen worden geleverd. Om dit streven haalbaar te maken, is het verstrekken van kunstmelk, al dan niet in combinatie met het gebruik van bijvoorbeeld rescue decks of rescue cups een middel om de overtallige biggen groot te brengen.
Onder doodgeboren biggen worden biggen verstaan die net voor of tijdens de geboorte zijn gestorven. Het is de betrachting om het percentage doodgeboorte onder de 5% te houden. Meer dan 50% van de doodgeboren biggen sterft tijdens het geboorteproces. Een te vroeg afgebroken navelstreng of een placenta die net iets te vroeg loslaat, kunnen deze sterfte veroorzaken. Bij een bedrijfsprobleem dient er gecheckt te worden of het inderdaad doodgeboorte of sterfte direct na geboorte betreft. Doodgeboren biggen liggen achter de zeug en zijn er geboorteslijmen in de luchtwegen aanwezig. In grote tomen komen meer gemummificeerde foeti voor. Dit is een gevolg van de onvoldoende baarmoedercapaciteit om de ontwikkeling en de overleving van de aanwezige foeti te garanderen. Mummies komen iets meer voor bij zeugen dan bij gelten.
Het geboortegewicht is een kengetal dat meer en meer aandacht krijgt. Door het wegen van biggen kan men snel een idee krijgen over de uniformiteit van de tomen. Bovendien is er een sterk verband tussen het geboortegewicht en de groei van de biggen. Biggen met een laag geboortegewicht hebben een beduidend lagere groei. Door grote worpen die de hedendaagse varkenshouderij kenmerkt, daalt het gemiddelde geboortegewicht van de biggen, wat geen goede zaak is. De grote uitdaging is om de kleine biggen en achterblijvers aan het eten te krijgen. Die groep vormt namelijk een groot risico voor het bedrijf. Deze dieren worden eerder ziek en besmetten andere dieren. Ook bij eersteworpszeugen is het gemiddelde gewicht van haar biggen beduidend lager dan bij multipare zeugen. Ditfenomeen is te verklaren door de lagere voederopname en de noodzaak aan extra energie voor het verder uitgroeien van het moederdier. Dat betekent dat die energie niet in melkproductie (en dus de groei van haar biggen) kan worden gestoken.
Het speengewicht is afhankelijk van een aantal factoren, o.a. de speenleeftijd. En dat is dan weer afhankelijk van het wekensysteem. Zo worden biggen in een driewekensysteem doorgaans op 26 tot 28 dagen gespeend en biggen in een vierwekensysteem op 19 tot 21 dagen.
Dagelijkse groei is een belangrijk kengetal, waar momenteel nog (te) weinig aandacht aan wordt besteed. Dat bij het verleggen van biggen een mindere groei wordt vastgesteld, is algemeen aanvaard. Toch is het waarschijnlijk dat de verlegde biggen beter groeien dan wanneer ze niet verlegd zouden zijn. Uit onderzoek blijkt dat biggen beter groeien in een toom met biggen van gelijke gewichten in vergelijking met een toom waarin ook zwaardere biggen voorkomen. Verleggen van biggen heeft dan weer het nadeel dat ziekten doorheen de kraamstal gemakkelijker spreiden, zoals bij streptococcen. Dat betekent dat de strategie van verleggen steeds gewikt en gewogen moet worden en tot het strikt noodzakelijke moeten worden beperkt. Een verbetering van de technische resultaten vraagt niet altijd een dure investering, maar kan door een gewichtsbepaling en -opvolging biggen worden verkregen.
Biggen |
|||
Gemiddeld aantal levend geboren biggen |
|
11,7 |
|
Gemiddeld aantal dood geboren biggen |
|||
% levend geboren |
>95% |
|
|
% dood geboren |
< 5% |
|
|
% biggensterfte |
< 12% |
14,2% |
|
Mummies |
< 3% |
|
|
Worpgetal (zeug/jaar) |
|
26,4 |
|
Productiegetal (zeug/jaar) |
30 (?) |
|
|
Geboortegewicht (kg) |
> 900 g |
|
¯ |
Speengewicht (kg) |
|
|
¯ |
Dagelijkse groei |
> 220 g |
|
|
Bron: Varkensbedrijf (april 2012) p. 27 – 29)