Maag- en darmtorsies
Maag- en darmtorsies of draaiingen komen vooral voor bij dragende zeugen en soms bij lacterende zeugen. Factoren die hierbij een rol spelen zijn: een hoge wateropname, schrokkerig eten, gasvorming in de maag en dunne darm en overmatige stress veroorzaakt door een uitgestelde voergift. Door de maag of darmdraaiing wordt het darmkanaal en omliggende bloedvaten afgesloten
of beschadigt. Hierdoor ontstaan gasophoping en inwendige bloedingen met de dood tot gevolg. Het water niet gelijktijdig maar pas een half uur na voeren verstrekken, is vaak een effectieve maatregel. Daarnaast kan men de voersamenstelling aanpassen. Het toevoegen van zuren en vezelrijke grondstoffen kan het risico op het ontstaan van maag- en darmtorsies of draaiingen verminderen.
Prolaps
Bij darmprolaps wordt de darm uit het lichaam geperst. Alle invloeden die ervoor zorgen dat de zeug door persen overmatige druk op de buikholte en de darm uitoefent, spelen een rol. Watertekort, een laag gehalte aan vezels of ruwe celstof, zeer hoge calciumgehaltes, mycotoxinen en plotselinge voerveranderingen zijn risicofactoren. Daarnaast is het optreden van prolaps afhankelijk van het ras en de gezondheid.
Klauwaandoeningen
Klauwaandoeningen bij zeugen zijn veelal het gevolg van een minder goede hok- of vloeruitvoering. Natte vloeren en uitstekende delen van de hokafscheiding kunnen problemen geven. Biotine, maar ook calcium, methionine en bepaalde vetzuren dragen bij aan de sterkte en hardheid van de klauwen. Bij bepaalde klauwaandoeningen kan een tijdelijke verhoging van biotine helpen het probleem te verminderen. Bij zeugen in groepshuisvesting is de kans op klauwaandoeningen vaak groter dan in voerligboxen.
Urinegruis
Bij zeugen en dekberen wordt regelmatig uitscheiding van gruis of kristallen in de urine waargenomen. Vooral magnesium-ammonium-fosfaat kristallen kunnen ontstaan in een basisch milieu. Ook kunnen kristallen worden gevormd uit calciumcarbonaat en calciumfosfaat. Factoren die invloed hebben op het ontstaan van urinekristallen zijn de mineralengehaltes en de elektrolytenbalans
in het voer, pH van de urine, lage wateropname en blaasaandoeningen. Indien urinekristallen voorkomen in de urine is het tijdelijk aanzuren van de urine door verstrekken van calciumchloride of ammoniumchloride via voer of drinkwater een mogelijke oplossing.