De sfeer op de groep/klas moet zo zijn dat je elkaar kunt aanspreken op gedrag
Beschrijf deze stelling.
Klasgenoten aanspreken op gedrag
Ga voor jezelf na en bespreek met je klasgenoot:
1. Vind je het makkelijk om een collega/klasgenoot van je team aan te spreken op gedrag?
• Waarom wel/niet?
• Wanneer wel/niet?
• Wat kan hier volgens jou aan verbeterd worden, en hoe?
2. ‘Bemoei je met je eigen zaken!’ Denk je dat snel als een collega/klasgenoot
je aanspreekt op gedrag?
• Waarom denk je dat?
• Is die gedachte terecht?
3. Heb jij, door iemand aan te spreken op gedrag, snel het gevoel dat je die persoon
aanvalt of ter verantwoording roept?
• Waarom wel/niet?
• Wanneer wel/niet?
4. En jijzelf? Voel je je snel aangevallen?
Wat doe jij in deze situatie?
• Waarom wel/niet?
• Wanneer wel/niet?