Opdracht 7

De sfeer op de groep/klas moet zo zijn dat je elkaar kunt aanspreken op gedrag

 

Beschrijf deze stelling.

Klasgenoten aanspreken op gedrag

Ga voor jezelf na en bespreek met je klasgenoot:

1. Vind je het makkelijk om een collega/klasgenoot van je team aan te spreken op gedrag?

• Waarom wel/niet?

• Wanneer wel/niet?

• Wat kan hier volgens jou aan verbeterd worden, en hoe?

 

2. ‘Bemoei je met je eigen zaken!’ Denk je dat snel als een collega/klasgenoot

je aanspreekt op gedrag?

• Waarom denk je dat?

• Is die gedachte terecht?

 

3. Heb jij, door iemand aan te spreken op gedrag, snel het gevoel dat je die persoon

aanvalt of ter verantwoording roept?

• Waarom wel/niet?

• Wanneer wel/niet?

 

4. En jijzelf? Voel je je snel aangevallen?

Wat doe jij in deze situatie?

• Waarom wel/niet?

• Wanneer wel/niet?