Als er geen licht is dan zien je ook geen kleuren, je hebt dus licht nodig om kleuren te zien. In wit licht zitten alle kleuren van de regenboog. Die kleuren zijn gebundeld in wit licht. Kijk maar eens als je de regenboog ziet, het licht breekt in de waterdruppels en zo zie je de kleuren als een regenboog.
Kleurenleer
Licht is opgebouwd uit kleurgolven die zijn gebundeld in wit licht. Licht bestaat dus uit golven met verschillende kleuren. Als dat licht gebroken wordt zien we de kleuren in een regenboog. Als zo'n bundel wit licht op een blauwe smurf schijnt, worden alleen die blauwe lichtgolven teruggekaatst in ons oog, de rest van het licht worden in het voorwerp geabsorbeert (opgenomen). Zo zie je dus die smurf als een blauw mannetje.
Zwart en wit worden niet beschouwd als kleuren – dus niet-kleuren. Zwart is geen kleur omdat het alle licht absorbeert en geen kleurgolven terugkaatst. Alle kleuren blijven in het zwarte oppervlak zitten, we zien dus geen kleur. Denk ook maar aan een zwarte broek, in de zon wordt het heel warm in die broek, het neemt alle licht op. Wit is geen kleur omdat alle kleuren worden teruggekaatst, je ziet dus eigenlijk alle kleuren. Een witte broek in de zomer is heerlijk en koeler, het licht wordt gereflecteerd en neemt dus geen warmte op. Alle kleuren in gelijke mate worden gereflecteerd, je ziet dus niet 1 kleur maar allemaal.
Kleurencirkel van Itten
Johannes Itten (1888 – 1967) was een Zwitserse kunstschilder, ontwerper en docent. Hij is bekend geworden vanwege zijn lesgeven aan het Bauhaus. Ook publiceerde hij het boek Kunst en Kleur dat zijn ideeën beschrijft over vooral compositie en kleur, de kleurcontrasten worden erin beschreven.
Een kleurencirkel is een gemakkelijke manier om kleuren te rangschikken. In de driehoek zien we de drie primaire kleuren (geel, blauw en rood). Daar omheen liggen de secundaire kleuren (oranje, groen en paars). De volgorde van de kleuren in een kleurencirkel sluit aan bij de volgorde van de regenboog.
Primaire kleuren – rood, geel ,blauw. Deze zijn niet te verkrijgen door kleuren te mengen.
Secundaire kleuren – groen, oranje, paars. Deze krijg je door twee primaire kleuren te mengen.
Tertiaire kleuren – donkergroen, roodgrijs, chocoladebruin, okergeel. Deze krijg je door drie primaire kleuren te mengen. Kan ook primaire kleur met zwart. (zijn onverzadigde kleuren).
Primaire kleuren
Rood, geel en blauw zijn de primaire kleuren. Het zijn de zuiverste kleuren en kan je niet krijgen door te mengen. Door de primaire kleuren te mengen kun je al de andere kleuren krijgen.
Primaire kleuren
Secundaire kleuren
De kleuren groen, oranje en paars zijn de secundaire kleuren. Ze zijn niet zuiver, omdat ze gemengd zijn vanuit twee primaire kleuren.
Door 2 primaire kleuren te mengen krijg je de secundaire kleuren
Tertiaire kleuren
Tertiaire kleuren zijn de onzuiverste kleuren. Ze kunnen bestaan uit een menging van drie primaire kleuren. Maar je kunt ook zwart met een primaire kleur mengen. Vaak zijn tertiaire kleuren bruinachtig, donkergroen.
Tertiere kleuren in de kunst
Het zuiverst zijn de primaire kleuren, zij zijn het meest verzadigd. In verzadigde kleuren zit het minste sporen van andere kleuren in. Zuivere (=verzadigde) kleuren zijn fel van kleur. Verzadigd rood is dus het roodste rood. Onverzadigde kleuren zijn niet zo fel, ze zijn afgezwakt door lichtere of juist donkerdere kleuren. Denk aan roze, donkerrood en lichtpaars.
Dus als je een verzadigde kleur mengt met een andere kleur dan wordt die kleur minder verzadigd.
de vlakken met een blokje er omheen zijn de verzadigdste kleuren, de rest is onverzadigd
Kleurcontrast
Een contrast is een tegenstelling; dik – dun/groot – klein/ lang – kort/ zwart – wit/ licht – donker. Een kleurcontrast heeft dus een tegenstelling in zich, bijvoorbeeld warme- naast koude kleuren of goede naast minder goede kwaliteit.
De kleuren in een kleurcontrast versterken elkaar door de invloed die zij in mensenogen op elkaar hebben. Blauw en oranje liggen tegenover elkaar in de kleurencirkel, een complemetair kleurcontrast, ze versterken elkaar. Dus door de blauwe achtergrond lijken de sinasappelen nog lekkerder oranje - de blauwe kleur versterkt de oranje.
Johannes Itten beschrijft 7 kleurcontrasten:
1 Kleur tegen kleur contrast
2 Licht - donker contrast
3 Warm - koud contrast
4 Complementair contrast
5 Simultaancontrast
6 Kwaliteitscontrast
7 Kwantiteitscontrast
1 Kleur tegen kleur contrast
Bij dit contrast zie je verschil tussen twee (of meer) naast elkaar gebruikte kleuren. Allerlei felle en bonte kleuren bij elkaar. Het gaat dan om alleen primaire en secundaire kleuren. Het geeft een vrolijke, bonte indruk. Dit contrast kun je gebruiken bij feestelijke gebeurtenissen.
2 Licht - donker contrast
Licht-donker contrast wordt ook wel aangeduid als zwart-wit contrast". Van licht-donker contrast is ook mogelijk tussen twee kleuren bijvoorbeeld geel en paars, dat kun je beschouwen als het wit en zwart onder de kleuren. Tussen verschillende nuances (of tonen) van één kleur kan ook een licht-donker contrast opleveren.
Bij het licht - donker contrast gaat het om het contrast in helderheid. Er bestaan lichte en donkere kleuren, deze kleuren vormen samen een contrast. Deze kleuren steken tegen elkaar af. Met licht/donker contrast kan diepte worden gesuggereerd.
Als het verschil tussen licht en donker binnen een afbeelding heel groot is noem je dat Clair-Obscur. Het felle licht tegen een donkere achtergrond zorgt voor een dramatisch effect, zoals in de afbeeldingen hieronder - denk aan een theatervoorstelling. Je stuurt als kunstenaar de ogen van de beschouwer/ kijker naar de belangrijkste dingen in je kunstwerk.
3 Warm/ koud contrast:
Het gebruik van warme kleuren (rood, geel, oranje) naast koude kleuren (blauwtinten) geeft een warm - koud contrast. Warme kleuren springen eruit, komen naar voren, terwijl de koudere kleuren verder weg lijken. Met warme en koude kleuren kun je zo dus ook diepte krijgen in je schilderij.
4 Complementair kleurcontrast
Twee tegenover elkaar liggende kleuren in de kleurencirkel worden naast elkaar gebruikt. De kleuren versterken elkaars werking, rood lijkt roder naast groen, dan naast oranje. Sinaasappels worden dan ook vaak verkocht op een donkerblauw papiertje. Als je de twee complementaire kleuren met elkaar mengt dan ontstaat er neutraal grijs. Kijk goed naar de kleurencikel en zet 2 kleuren die tegenover elkaar staan bij elkaar. We hebben 3 koppeltjes; geel - paars, rood - groen en blauw - oranaje. Steeds een primaire tegenover een secundaire kleur.
5 Simultaancontrast
Kleuren beïnvloeden elkaar als je ze gelijktijdig ziet. Zo kan een kleur, door een andere kleur ernaast, zo sterk worden beïnvloed dat je deze als een andere kleur ziet.
In de afbeelding hieronder lijkt het grijze blokje telkens een andere tint te hebben, terwijl dit in werkelijkheid niet zo is.
6 Kwaliteitscontrast
Het gaat hierbij om het contrast in zuiverheid of verzadiging tussen twee kleuren van dezelfde kleursoort: 1 gemengde naast een ongemengde, bijvoorbeeld zoals hieronder allemaal verschillende tinten geel.
7 Kwantiteitscontrast
Het gaat hierbij om de tegenstelling in grootte van de oppervlakken die twee verschillende kleurvakken vullen. Veel van de ene kleur en weinig van een andere kleur. Ook dit contrast zit in de zonnebloemen van van Gogh. Er is hier veel geel gebruikt naast een beetje groen.
Tinten, tonaal, tonen, kleurfamilie, schakering, nuance
Variatie in kleur, bv. lichtgeel en okergeel, zijn verschillende tonen of tinten. De kunstenaar maakt dus gebruik van verschillende helderheden van een kleur. Tonale kleuren zijn zo één kleurenfamilie. Kijk naar de afbeelding hieronder van Breughel, de toren van Babel. Hij gebruikt verschillende tinten rood en geel. Hiernaast heeft hij groen gebruikt als contrast. .
Kleurgebruik is hoe je de kleuren gebruikt. Is het naar de waarneming? Zoals het in het echt ook is? Of vanuit je gevoel?
Kleuren kun je op allerlei manieren gebruiken. Je kunt er een speciaal effect mee bereiken, denk maar aan foto's bewerken op de computer. Reclamebureaus doen dat constant. In reclamefolders of modebladen zien de kleuren er super en aantrekkelijk uit. Goud werd in de klassieke oudheid in verband gebracht met het goddelijke. Engelen en heilige personen kregen een stralenkrans om hun hoofden.
Realistisch kleurgebruik: de kunstenaar mengt de kleuren tot ze overeenkomen met de kleuren van de werkelijkheid, de realiteit.
Expressief kleurgebruik: De kleuren die worden gebruikt drukken de stemming/emotie van de maker uit. Kleuren hoeven niet te kloppen met de werkelijkheid, alles draaide om het gevoel dus ook de kleuren die je gebruikt. Op dit schilderij van Munch, De schreeuw, is voor het eerst kleur op een echte expressionisitische manier gebruikt. Hij heeft het gevoel van gevaar uitgedrukt in rode kleuren.
Impressief kleurgebruik: een Impressie is een korte indruk. Dus de schilders van het Impressionisme schilderden het licht van dat moment. De schilders waren afhankelijk van het buitenlicht. De impressionisten concentreerden zich op de veranderlijke effecten van licht en kleur op bepaalde momenten van de dag. Omdat de stand van de zon veranderd moest je snel schilderen, daardoor lijkt het werk schetsmatig.
Symbolisch kleurgebruik: De kleur staat symbool voor een bepaald begrip. De kleuren hebben dan een diepere betekenis, deze verschilt per cultuur. Zo staat de kleur rood in de westerse cultuur voor bijvoorbeeld liefde, warmte en gevaar. In de Middeleeuwen stond rood voor gevaar, en zonde. De duivel was daarom ook rood en vrouwen met rood haar werden van hekserij verdacht en op de brandstapel gegooid. De kleur wit voor maagdelijkheid, zuiverheid en waarheid. En zwart voor afstandelijk, rouw en zonde. Bruin staat voor armoede, blauw voor het goddelijke, goud voor rijkdom en groen voor leven.
Monochroom kleurgebruik: Het gebruiken van maar één kleur. Mono = 1 - chroma =kleur. Ook verschillende tonen van 1 kleur noemen we monochroom.
Polychroom kleurgebruik: (poly = veel) betekend veelkleurig. Polychromeren is een ander woord voor beschilderen.
Vervreemdend kleurgebruik: Kleurgebruik dat afwijkt van het normale.
Schematisch kleurgebruik: objecten hebben meestal een vaste standaardkleur. Voor iedereen herkenbaar. Zo zijn de lucht en het water blauw, de zon geel, de boomstammen bruin en de bladeren groen.
Decoratief kleurgebruik
Kleur heeft naast een functie of betekenis vaak ook een decoratieve functie. Kijk maar naar het schilderij hieronder van Schulten.
Diepte door kleur
Kleurperspectief: Er wordt gebruik gemaakt van typische kenmerken van kleuren, bijvoorbeeld rood is opdringerig, dus lijkt naar voren te springen.
Kleurperspectief wordt vaak bij reclame toegepast.
Atmosferisch perspectief: De kleuren en vormen worden naar de achtergrond toe vager. De stofdeeltjes in de lucht (atmosfeer) nemen de kleuren 'weg'.
Signaalkleur
Als je wilt opvallen gebruik je signaalkleuren. Je geeft een signaal af met bv. helder rood, geel, oranje of groen. Ze worden veel voor verkeersborden gebruikt omdat ze zo opvallen. Maar verder ook voor logo's, reclame, enz.
Pointillisme
De verf wordt door middel van kleine stippen op het doek gezet. Vanaf een afstand mengen onze ogen deze kleuren met elkaar = optisch kleur mengen. De bedoeling van de schilders was dat de schilderijen een sprankelend licht zouden uitstralen.