Woordenschat 3 Bekend woorddeel zoeken

Het lidwoord: LW

Lidwoorden staan vóór het zelfstandig naamwoord. Er zijn drie lidwoorden:
de, het ('t), een ('n),

 

Voorbeelden:

 

Het Zelfstandig Naamwoord: ZNW

Zelfstandig naamwoorden zijn woorden waar je een lidwoord voor kunt zetten. Je gebruikt ze voor: dieren, mensen, dingen, plaatsen en voor (eigen)namen (ook al kun je daar soms geen LW voor zetten)

 

Voorbeelden:

 

Het werkwoord (WW)

Werkwoorden zijn woorden die aangeven wat er wordt gedaan (doe-woorden). Werkwoorden kunnen in een zin de handeling aangeven. Werkwoorden kun je vervoegen, dus je kunt er ik, jij, hij of wij voor zetten en dan verandert het werkwoord van vorm.

 

Voorbeelden van werkwoorden:
doen, geven, nemen, paardrijden, lopen, kletsen, slapen, gapen, schrijven, drinken, eten, gaan, zijn, worden, typen.

 

Voorbeelden:

Het lidwoord: LW

Lidwoorden staan vóór het zelfstandig naamwoord. Er zijn drie lidwoorden:
de, het ('t), een ('n),

 

Voorbeelden:

 

Het Zelfstandig Naamwoord: ZNW

Zelfstandig naamwoorden zijn woorden waar je een lidwoord voor kunt zetten. Je gebruikt ze voor: dieren, mensen, dingen, plaatsen en voor (eigen)namen (ook al kun je daar soms geen LW voor zetten)

 

Voorbeelden:

 

Het werkwoord (WW)

Werkwoorden zijn woorden die aangeven wat er wordt gedaan (doe-woorden). Werkwoorden kunnen in een zin de handeling aangeven. Werkwoorden kun je vervoegen, dus je kunt er ik, jij, hij of wij voor zetten en dan verandert het werkwoord van vorm.

 

Voorbeelden van werkwoorden:
doen, geven, nemen, paardrijden, lopen, kletsen, slapen, gapen, schrijven, drinken, eten, gaan, zijn, worden, typen.

 

Voorbeelden: