Chromosomen - gen - DNA
Elk organisme heeft kenmerken van zijn ouders gekregen. We noemen ze erfelijke kenmerken. Hoe je aan deze erfelijke kenmerken komt? In de kernen van alle levende cellen zitten een soort draadjes. Dit zijn de chromosomen.
Chromosomen zijn gemaakt van een stof die DNA heet. DNA is opgebouwd uit eiwitmoleculen die op een hele speciale manier gerangschikt zijn. Het DNA ziet er uit als een wenteltrap. De volgorde van de treden bepaald onze erfelijke eigenschappen. Een stukje uit deze wenteltrap dat een eigenschap vormt, noemen we een gen. Ook dieren, planten en bacteriën hebben DNA in hun cellen. Het DNA bepaalt hun erfelijke eigenschappen.
De opbouw van het DNA is voor ieder mens uniek. Vandaar dat je nergens op de wereld twee gelijke mensen vindt. Ook tweelingen verschillen van elkaar.
Van elk mens kan een soort vingerafdruk worden gemaakt van zijn DNA. Dit gebeurt met een speciale techniek. Zo’n vingerafdruk ziet eruit als een soort streepjescode. Hij is voor iedereen anders. Deze techniek wordt vaak gebruikt om misdaden op te lossen.
Je krijgt je erfelijke kenmerken van je ouders. Je erft ze van je ouders. Maar hoe komen ze eigenlijk in je?
De kern van een zaadcel van je vader en de kern van de eicel van je moeder bevatten erfelijke eigenschappen. Door de bevruchting zijn deze erfelijke eigenschappen gemixed. Vandaar dat jij eigenschappen van je vader en eigenschappen van je moeder hebt.
Ieder organisme heeft een bepaalde hoeveelheid chromosomen in zich. Bij een mens zijn dit er 46. Deze vormen zich in paren. Een mens heeft dus 23 paar chromosomen.
In de zaadcel van de man zit er van elk paar 1 chromosoom in. Van het eerste paar zit bijvoorbeeld het linker chromosoom er in terwijl er van het tweede paar het rechter chromosoom er in zit. Hoe die samenstelling tot stand komt is iedere keer anders. Daarom lijken broers en zussen nooit 100% op elkaar. De zaadcel is namelijk nooit 100% hetzelfde.
Voor de eicel geld hetzelfde. Ook daar zit er van elk paar maar 1 chromosoom in. Je kan dus zeggen dat er in een zaadcel 23 chromosomen zitten en in een eicel ook 23 chromosomen.
Als deze samenkomen heb je 23 + 23 = 23 paar = 46 chromosomen
Chromosomen
DNA bepaalt je genotype
Wat is een karyogram?
Een mens heeft 46 chromosomen, elk chromosoom komt in een lichaamscel 2 keer voor. Dat betekend dat elke lichaamscel dus 23 paar chromosomen heeft.
46 chromosomen / 2 (1 paar is 2 chromosomen) = 23 paar chromosomen
Een lichaamscel is een cel die in je lichaam voorkomt, dit kan een spiercel zijn maar ook een levercel en ga zo maar door. De enige cellen die afwijken zijn de geslachtcellen. Dit zijn de eicellen bij vrouwen en de spermacellen bij mannen.
In een geslachtscel komen de chromosomen maar 1 keer voor en niet 2 keer zoals bij een lichaamscel. Dat betekend dat er geen paren zijn en dus maar 23 chromosomen in totaal.
Waarom heeft een geslachtscel alleen maar enkele chromosomen?
Bij de bevruchting smelten een spermacel en een eicel samen. De chromosomen worden hierbij bij elkaar opgeteld. Zouden deze geslachtscellen ieder 46 chromosomen hebben dan krijg de cel na de bevruchting er 46 + 46 = 92 chromosomen en dat zijn er 2 keer zoveel. Om dit te voorkomen heeft elke geslachtscel maar 23 chromosomen dus
23 + 23 = 46 chromosomen en dit klopt. Elk kind krijgt dus 23 chromosomen van de moeder en 23 chromosomen van de vader.
Kijk naar afbeeldingen bovenaan. Je ziet dat het laatste chromosomen paar anders genoemd is. Dit zijn de geslachtschromosomen. Deze chromosomen bepalen dus of je een man of een vrouw bent. Voor een vrouw geldt dat je 2 keer het X chromosoom hebt. Voor een man geldt dat je 1 keer het X chromosoom hebt en 1 keer het Y chromosoom. Dus:
Een vrouw heeft dus het geslachtschromosomenpaar XX.
Een man heeft het geslachtschromosomenpaar XY.
Hoe onstaat een tweeling?