De vacuümpomp pompt de lucht uit de leidingen en andere onderdelen van de melkmachine.Omdat de vacuümpomp sneller lucht uit de melkinstallatie haalt, dan dat er via de verschillende onderdelen weer instroomt, ontstaat er een onderdruk. Dit noemen we vacuüm.
Er zijn drie verschillende type vacuümpompen.
De wateringpomp en de impellorpomp gebruiken geen olie en zijn daarom minder belastend voor het milieu.
De schoepenpomp kenmerkt zich door een liggend pomphuis, waarin een rotor met schoepen is geplaatst. De rotor is niet in het middelpunt van het pomphuis geplaatst. Doordat de schoepen door de centrifugaalkracht tegen de binnenkant van het pomphuis glijden, moet het systeem gesmeerd worden met olie. Door het ronddraaien van de schoepen word de lucht vanuit de inlaat naar de uitlaat gebracht.
In het pomphuis van deze pomp bevindt zich een rotor met vaste schoepen. Water zorgt voor de afdichting en koeling. Tijdens het draaien vormt het water een ring tegen de wand van het pomphuis.
Om te zorgen dat er altijd voldoende water in de wateringpomp zit, is er een watervoorraadvat op de pomp aangesloten. Er wordt continu water met de luchtstroom uit de pomp afgevoerd. Dit water wordt opgevangen in de waterafscheider, die in de uitlaat van de pomp zit. Een regelateur is bijna niet te gebruiken op deze soort pompen want bij een laag toerental "valt" het water naar beneden. Deze pomp wordt niet veel meer toegepast.
In het pomphuis van deze pomp zitten twee draaiende, metalen impellors. Beide impellors worden via een oliedichte tandwielkast aangedreven en draaien in tegenovergestelde richting. De impellors raken noch elkaar noch de wand van het pomphuis. In het pomphuis is dus geen smering nodig. Deze pomp wordt vooral toegepast bij een automatisch melksysteem.
De vacuümmeter geeft het verschil in luchtdruk weer tussen de buitenluchtdruk en de druk in de melkinstallatie. Hoe hoger het getal op de vacuümmeter, hoe groter het verschil in druk buiten en binnen de leiding. Om te kunnen controleren of met het juist ingestelde vacuüm wordt gemolken, is er een vacuümmeter op de vacuümleiding gemonteerd. Bij een hoog vacuüm is er dus een groot drukverschil buiten en binnen de leiding. Een laag vacuüm geeft dus een klein druk verschil buiten en binnen de leiding. De vacuümmeter moet zo dicht mogelijk bij de melkstal worden geplaatst. De melker moet de vacuümmeter in 1 oogopslag kunnen zien.
De vacuümmeter geeft dus het verschil aan tussen druk in de leiding en buitenlucht in kPa (= kilo Pascal). Als de vacuümpomp niet werkt staat de vacuümmeter op 0 kPa.
Op de melkmachine zit ook een regelateur. Deze kan lucht in de installatie laten. Als het gewenste vacuüm in de installatie is bereikt laat de regelateur wat lucht in. Op deze manier wordt het vacuüm in de installatie gestabiliseerd en blijft het vacuümpeil constant. Als er onverwachts een bepaalde hoeveelheid lucht in de installatie komt, dit kan door afvallen van een melkstel bijvoorbeeld, zal de regulateur minder lucht toe laten.
De vacuümleiding zorgt voor de afvoer van de lucht vanaf de melkapparatuur naar de vacuümpomp. Deze leiding voert de lucht af die op verschillende plaatsen in de installatie komt. Deze lucht verdwijnt via de uitlaat van de vacuümpomp naar buiten.
Veranderingen in de stroomrichting, vernauwingen en verwijdingen veroorzaken weerstanden in de lucht stroom. Om een stabiel vacuüm te handhaven is een zo laag mogelijke weerstand van belang. Verbindingsstukken zonder scherpe bochten hebben de voorkeur.
Eisen aan de vacuümleiding:
Bij nieuwe installaties worden veelal kunststofleidingen toegepast met een diameter van 70 - 75 mm of groter. Eigenlijk hoort bij elke installatie een andere diameter. Vaak wordt 70 - 75 mm gebruikt omdat dit bij de meeste installaties voldoende is.
De pulsator, ook wel drukwisselaar genoemd zorgt voor het openen en sluiten van de tepelvoering. Dit gebeurd door op regelmatige momenten lucht in de ruimte tussen de tepelbeker en de tepelvoering te laten. Deze lucht wordt verplaatst van de pulsator, via de lange pulsatieslang, korte pulsatieslang tot de tepelvoering.
Filmpje werking Pulsator https://www.youtube.com/watch?v=4ZJL5ah5Du4
Het melkstel bestaat uit een melkklauw, vier tepelbekers met tepelvoeringen en per beker 1 korte pulsatieslang. Soms is de korte melkslang een onderdeel van de tepelvoering, soms is de korte melkslang een apart deel. Het melkverzamelstuk en het luchtverdeelstuk vormen samen de melkklauw.