In dit thema leer je devolgende woorden:
zelfstandig naamwoord |
|
de muziek |
het werk het huishouden |
de sport- de sporten |
|
de school- de scholen |
|
de boodschap- de boodschappen |
|
Wanneer? |
’s morgens/s’ochtends, ’s middags, ’s avonds doordeweeks (= op werkdagen) |
op maandag, dinsdag, ….. |
Werkwoord |
|
|
ontbijten drinken strijken fietsen winkelen stofzuigen kijken naar werken computeren
|
ik |
ontbijt drink strijk fiets winkel stofzuig kijk naar werk computer |
slapen koken eten spelen leren lezen nemen |
ik |
slaap kook eet speel leer lees neem |
tennissen zwemmen voetballen wassen |
ik |
tennis zwem voetbal was |
hardlopen schoonmaken thuiskomen |
|
loop hard maak schoon kom thuis |
gaan
|
ik |
ga naar de film naar huis uit eten slapen |
doen |
ik |
doe boodschappen de was het huishouden aan sport |
uitgaan opstaan |
ik |
ga uit sta op |
zijn |
ik |
ben huisvrouw docent |
naar school brengen |
ik |
breng de kinderen naar school |
van school halen |
|
haal de kinderen van school |
hebben |
ik |
heb werk heb geen werk |
graag/leuk |
niet graag/ niet leuk |
Najma luistert graag naar muziek. Majied vindt uitgaan leuk. |
Najma leest niet graag de krant. Majied vindt strijken niet leuk. |
Wat doe jij graag? Ik speel graag viool. |
Wat doe jij niet graag? Ik doe niet graag de was. |
Vind jij koken leuk? Ja, ik vind koken leuk. |
Vind jij stofzuigen niet leuk? Nee, ik vind stofzuigen niet leuk. |