Behoeften
Alles wat je nodig hebt of graag zou willen hebben, noem je je behoeften.
Behoeften kun je onderverdelen in primaire behoeften of basisbehoeften en secundaire behoeften of luxe producten.
Omdat je behoeften altijd groter zijn dan je middelen moet je kiezen. In het vak economie staat kiezen centraal.
Opdracht 1:
Noteer de cijfers 1 t/m 9 en schrijf op wat voor behoefte het is: primair of secundair?
|
Secundair of primair |
1. |
|
2. |
|
3. |
|
4. |
|
5. |
|
6. |
|
7. |
|
8. |
|
9. |
|
Opdracht 2:
In de tabel zie je de jaaruitgaven van een gezin.
Uitgaven |
Bedrag |
Voeding |
€ 4.430,- |
Kleding en schoeisel |
€ 9.600,- |
Hygiëne en geneeskundige verzorging |
€ 2.120,- |
Ontspanning |
€ 6.420,- |
Overige bestedingen |
€ 1.030,- |
Totaal |
€ 23.600,- |
Bereken ook hoeveel procent van de totale uitgaven wordt uitgegeven aan primaire producten. Rond je antwoord af op een geheel getal.
Behoeften en het inkomen
In de drie cirkeldiagrammen zie je de uitgaven aan primaire en secundaire producten van drie gezinnen met een verschillend inkomen.
Gebruik de diagrammen voor het beantwoorden van de volgende vragen.
Opdracht 3:
Waar of niet waar?
Inkomstenbronnen
Er zijn verschillende manieren om een inkomen te verkrijgen.
Belangrijke inkomstenbronnen zijn:
Een inkomen uit arbeid, eigendom of een eigen bedrijf noem je een primair inkomen.
Secundair inkomen of inkomensoverdracht.
Voorbeelden van inkomensoverdrachten zijn:
Soms krijg je een deel van je inkomen niet in geld maar in producten.
Je noemt dat een inkomen in natura.
Voorbeelden van inkomens in natura zijn:
Opdracht 4:
Haal vanuit de tekst ‘Inkomstenbronnen’ de antwoorden bij de volgende vragen:
Opdracht 5:
Uitgaven
Uitgaven kun je onderverdelen in drie soorten uitgaven:
Afschrijven
Door het rijden met de auto wordt de auto steeds minder waard.
Het bedrag dat de auto per jaar minder waard wordt, noem je de 'afschrijving'.
Afschrijvingskosten zijn een onderdeel van de vaste lasten.
Voorbeeld:
Meneer Derks heeft vier jaar geleden een auto gekocht voor € 14000.
Nu wil hij een nieuwe auto kopen.
Voor zijn 'oude' auto krijgt hij nog € 8000 terug.
De auto is dus € 14000 - € 8000 = € 6000 minder waard geworden.
De afschrijving per jaar is € 6000 : 4 = € 1500 per jaar.
Opdracht 6:
Vul in de tweede kolom per uitgave minimaal drie voorbeelden in.
Uitgaven |
Voorbeeld |
Dagelijkse uitgaven |
|
… |
|
… |
|
Vaste uitgaven |
|
… |
|
… |
|
Incidentele uitgaven |
|
… |
|
… |
|
Week, Maand, Kwartaal of Jaar
Soms moet je een bedrag per maand omrekenen naar een bedrag per jaar of naar een bedrag per kwartaal. Daarvoor kan je onderstaand schema gebruiken:
Opdracht 7:
Reken onderstaande uit.
Opdracht 8: