Sparen is het niet uitgeven van geld.
Als je spaart, kun je nu minder kopen, maar straks meer.
Je verplaatst koopkracht van nu naar de toekomst.
Er zijn verschillende redenen om te sparen.
Enkele jongeren over sparen:
Als je geld spaart op een spaarrekening bij een bank krijg je rente.
Het bedrag dat je aan rente krijgt is meestal een percentage van het bedrag dat je op de rekening hebt staan.
Voorbeeld
Jantine heeft € 1.200,- op een spaarrekening staan.
De bank geeft 5% rente.
Jantine neemt geen geld op van haar rekening.
Je berekent het banksaldo van Jantine na 1 jaar als volgt:
Je berekent het banksaldo van Jantine na 2 jaar als volgt:
Als je geld op een spaarrekening zet, wordt het bedrag steeds hoger doordat je rente krijgt. Maar als de prijzen stijgen, is het nog maar de vraag of je meer kunt kopen met je gespaarde geld.
Het rentepercentate dat een bank geeft, noem je het
nominale rentepercentage.
Als het inflatiepercentage hoog is, moet het nominale rentepercentage nog hoger zijn om mensen over te halen
om te gaan sparen.
Er geldt:
nominale rentepercentage - inflatiepercentage = reėle rentepercentage
Opdracht 25: Sparen
In de afbeelding zie je een vergelijkend warenonderzoek naar vijf spaarrekeningen.
Beantwoord naar aanleiding van het onderzoek de volgende vragen.
Opdracht 26: Sparen en inflatie
Als je geld op een spaarrekening hebt staan, wordt het bedrag steeds hoger doordat je rente krijgt. Maar als de prijzen van producten ook stijgen, is het maar de vraag of je meer kunt kopen met je gespaarde geld.
Lenen is het geld van een ander gebruiken.
Het lenen van geld noem je ook wel krediet krijgen.
Het terugbetalen van een lening noem je aflossen.
Als je leent, kun je nu meer kopen, maar straks minder:
je verplaatst koopkracht van de toekomst naar nu.
Als je bij een bank geld wilt lenen, zal de bank willen weten of je de lening terug kunt betalen. De bank wil enige zekerheid.
De bank zal vragen:
Als je geld leent bij een bank betaal je rente. Het bedrag dat je aan rente betaalt is meestal een percentage van het bedrag dat je hebt geleend.
Voorbeeld
Jantine heeft € 5.000,- bij een bank geleend.
De bank rekent 8% rente.
Jantine lost aan het eind van ieder jaar € 1000,- af.
Aan het einde van het eerste jaar betaalt Jantine:
Aan het einde van het tweede jaar betaalt Jantine:
Als je voor het kopen van producten geld leent bij een bank, noem je de lening ook wel een consumptief krediet.
Twee vormen van een consumptief krediet zijn:
Een persoonlijke lening kent een vast aflossingsschema. De looptijd van de lening en het bedrag dat per maand betaald moet worden, staan van te voren vast.
Bij een doorlopend krediet kan de lener tot een afgesproken bedrag een tekort hebben op zijn rekening bij de bank. De rekeninghouder mag tot het afgesproken bedrag rood staan.
Opdracht 27: Lening
Als je geld leent bij een bank betaal je rente.
Mevrouw Kramers leent € 10.000,- bij de bank. De bank rekent 6% rente.
Mevrouw Kramers lost per jaar € 2000,- af.
Neem de tabel hieronder over en vul hem verder in:
Schuld bij de bank |
Rente |
Aflossing |
€ 10.000,- |
0,06 x € 10.000,- =€ 600,- |
€ 2000,- |
€ 8.000,- |
0,06 x €...... = €...... |
€ 2000,- |
... |
... |
... |
... |
... |
... |
... |
... |
... |
... |
... |
... |
Hoeveel betaalt Mevrouw Kramers in het totaal aan rente over de lening?
Opdracht 28: Leenbedrag
Bekijk de tabel. De tabel gaat over persoonlijke leningen.
In de eerste kolom staan de bedragen die je kunt lenen.
Daarnaast zie je dat je kunt kiezen uit verschillende looptijden.
Bij iedere looptijd hoort een ander bedrag dat je maandelijks moet betalen.
Tanja en Roel Bos willen € 5000,- lenen.
Ze kiezen voor een looptijd van 48 maanden.
a) Hoeveel moeten ze maandelijks betalen voor de lening?
b) Hoeveel betalen ze dan in het totaal voor de lening?
c) Hoe groot is het rentebedrag dat ze in het totaal betalen?