Follikels rijpen

Bij meisjes vanaf ongeveer elf jaar rijpt er in de eierstokken elke maand één eicel. Bij de eisprong ofwel ovulatie komt de eicel in de eitrechter, het begin van de eileiders. Een eventuele bevruchting vindt plaats in de eileider. De eileider sluit aan op de baarmoeder.
De baarmoederwand bestaat uit spieren plus een slijmlaag: het baarmoederslijmvlies.
In de baarmoeder kan een bevruchte eicel ofwel zygote uitgroeien tot een baby. De baarmoeder is hol en loopt taps toe. Dat gedeelte heet de baarmoederhals. De holte staat met de baarmoeder in verbinding met de vagina (schede).

De vagina (schede) verbindt de baarmoeder met de buitenwereld. Daardoor gaat bij de geboorte het kind naar buiten.

In de eierstokken (ovaria) rijpen follikels. In een rijpende follikel bevindt zich een eicel. Als de follikel rijp is, puilt deze buiten de eierstok uit. De follikel neemt erg veel vocht op, waardoor ze openbarst en de eicel wordt uitgestoten.
Dit heet de ovulatie (eisprong). Ovulatie treedt ongeveer eenmaal in ongeveer vier weken op. Meestal afwisselend in een van beide eierstokken.

Het follikelweefsel dat in de eierstok achterblijft, wordt het gele lichaam
(corpus luteum) genoemd. De vrijgekomen eicel komt in het trechtervormige uiteinde van de eileider. Een bevruchting vindt plaats in de eileider. Trilharen bewegen de delende cellen naar de baarmoeder. Een onbevruchte eicel blijft na de ovulatie hoogstens 12 uur in leven.

Als er geen bevruchting heeft plaatsgevonden, wordt de eicel afgebroken. De resten van de eicel worden door de cellen van de wand van de eileider opgenomen. Bij de geboorte zijn in de eierstokken alle cellen aanwezig die zich tot eicel kunnen ontwikkelen.

Enkele tienduizenden van deze cellen bevinden zich in een rusttoestand in de ontwikkeling. Elk van deze cellen is omgeven door een laag andere cellen. Samen vormen ze een jonge follikel.
Vanaf de puberteit tot aan de overgangsjaren of menopauze (op ongeveer 50-jarige leeftijd) rijpen er follikels in de eierstokken.