Cytoskelet

Een cel krijgt niet alleen vorm door de celmembraan en grondplasma.
Een cel krijgt vorm en bewegelijkheid door eiwitdraden die aan de celmembraan en de celorganellen vastzitten. Deze vormen het cytoskelet ofwel celskelet. De eiwitdraden van het celskelet maken het mogelijk dat sommige cellen heel lang zijn, zoals zenuwcellen.
Zenuwcellen kunnen hun werk niet doen zonder celskelet. Zo worden bijvoorbeeld de blaasjes met neurotransmitter naar de synaps getransporteerd doordat de blaasjes gebonden zijn aan speciale eiwitten die over de filamenten “wandelen”.

Het cytoskelet maakt bewegingen van de cel mogelijk, zoals bijvoorbeeld bij een witte bloedcel of bij beweging met behulp  van ciliën en flagellen.
De beweging van organellen binnen de cel en de beweging van chromosomen bij de celdeling is mogelijk dankzij het cytoskelet.
De vezels van het cytoskelet werken daarvoor samen met motor-eiwitten.

Het filmpje laat het cytoskelet zien in een wortelhaarcel van een kiemend zaadje.
Er wordt ingezoomd op cytoskelet-draden waar een eiwitbolletje langs beweegt, zodat het op de juiste plaats in de cel terecht komt.