Oriëntatie

Oriëntatie

Er bestaan heel veel soorten gereedschap. De meest voorkomende gereedschappen zijn handgereedschappen. Dit zijn gereedschappen die je bijvoorbeeld gebruikt voor het repareren van je scooter of om een tafel in elkaar te zetten. Voorbeelden van handgereedschappen zijn sleutels, schroevendraaiers, tangen en hamers.

 

Sleutels

Sleutels gebruik je om moeren en bouten mee los of vast te draaien. Je hebt ringsleutels, steeksleutels, inbussleutels, dopsleutels,

 pijpsleutels en nog een paar andere soorten.

             

 

De verschillende sleutels hebben verschillende toepassingen. Welke sleutel je gebruikt, hangt af van het type moer of bout en van de positie van de moer of bout.

 

Als je een moer of bout alleen maar van de zijkant kunt bereiken, zoals hier rechts op de foto, gebruik je een steeksleutel.

 

 

Ringsleutel of Steeksleutel?

Voor een zeskantmoer of -bout kun je het beste een ringsleutel gebruiken. Daarmee heb je het minste kans op beschadiging. Hieronder wordt uitgelegd waarom.

 

 

 
 

 

 

 

         

 

Je zet kracht op een steeksleutel zoals hierboven aangegeven met de pijl links.

Dan oefen je op slechts 2 plaatsen kracht uit op de moer. Dit is aangegeven met de pijlen bij de bek van de steeksleutel. Als de moer al een beetje beschadigd is, kan de sleutel er overheen draaien waardoor de moer rond wordt en bijna niet meer los gaat.

 

 

 
 

 

 

 

 

      

 

Je kunt je zien dat de ringsleutel beter aansluit op de moer. Op de plaats waar de ringsleutel de moer raakt, kun je kracht zetten op de moer.

Je zet kracht op een ringsleutel zoals aangegeven met de pijl links. Er komt nu op . . . . . plaatsen kracht te staan op de moer. Daarom kun je meer / minder kracht uitoefenen met een ringsleutel, zonder dat de bout of moer beschadigd.

 

 

Schroevendraaiers

Er zijn allerlei verschillende schroevendraaiers. De bekendste zijn de gewone schroevendraaiers en kruiskop- schroevendraaiers.

 

De schroevendraaier moet geschikt zijn voor de gleuf van de schroef. De breedte van de schroevendraaier moet gelijk zijn aan de breedte van de gleuf. Een schroevendraaier die te groot is, past niet in de gleuf. Is een schroevendraaier te klein, dan raakt de gleuf van de schroef beschadigd.

 

 

De breedte van de schroevendraaier moet gelijk zijn aan de breedte van de gleuf

 

 

 

 

Tangen

Er zijn veel soorten tangen. Je hebt een waterpomptang, een combinatietang, een striptang, een zijkniptang, een griptang en noem maar op. Ook voor tangen geldt dat het gereedschap geschikt moet zijn voor de klus die je wilt uitvoeren.

 

Met een waterpomptang kun je heel veel kracht uitoefenen. Een nadeel daarvan is dat de kans op beschadiging erg groot is. Je gebruikt een waterpomptang daarom alleen om bijvoorbeeld een buis vast te klemmen. Je mag een waterpomptang niet voor bouten en schroeven gebruiken (ook andere tangen niet!).

 

Gebruik een waterpomptang alleen om onderdelen vast te klemmen. Draai de tang altijd in de juiste richting.

 

Een heel aparte tang is de griptang. Met een griptang klem je onderdelen en plaatwerk vast. De griptang functioneert als een ‘derde hand’, zodat je beide handen vrij hebt voor andere handelingen.  Hieronder zie je twee uitvoeringen van de griptang.

S_griptang1.jpg (36196 bytes)S_griptang2.jpg (28256 bytes)

 

 

 

Hamers

Hamers zijn er in allerlei soorten en maten. Dat is natuurlijk niet voor niets zo. Een grote, zware hamer van staal gebruik je als je veel kracht nodig hebt. Een kleine hamer is er voor het fijnere werk. Verder heb je nog bolkop- en bankhamers, die ook weer hun eigen specifieke toepassingen hebben. Als de kans groot is dat een stalen hamer beschadigingen veroorzaakt, gebruik je een houten of kunststof hamer.

Afspraak: Je gebruikt dus alleen de kunststof hamer bij motoren.

 

 

 

Met een kunststof hamer beschadig je de motoronderdelen niet zo snel.

 

 

 

 

 

Volgorde van aandraaien

Bij velgen of wielen met banden moet je de moeren kruislings vastdraaien. Dit voorkomt ongelijke aanhaalmomenten (ongelijk vastzitten).

Ook bij een cilinderkop van een motor moet je de bouten/moeren in een bepaalde volgorde aandraaien. De fabrikant geeft meestal wat de juiste volgorde is. Als je deze gegevens niet hebt, moet je altijd vanuit het midden naar buiten toe aandraaien.

Een wiel of cilinderkop met 4 of 5 moeren draai je kruislings aan. Je houdt dus de volgorde aan van de nummers in de afbeeldingen links of rechts.

 

 

In de afbeelding rechts zie je de aandraaivolgorde voor de cilinderkop van een VW Golf. Vanuit het midden worden de bouten kruislings aangedraaid, beginnend bij 1, dan 2, dan 3, enz. t/m 10.