5.1.2 Oefenopdrachten faseovergangen.
- Stoffen bestaan uit moleculen. Moleculen trekken elkaar aan en bewegen altijd.
- Leg uit wat gebeurt er met de bewegingssnelheid van de moleculen als de temperatuur stijgt?
- Leg uit aan welke eigenschap van een gas je ziet dat de afstand tussen de moleculen in de gasfase groter zijn dan in de vloeibare fase.
- Je steekt een waxinelichtje aan.
- Welke faseovergang zie je direct naast het lontje?
- Welke fase overgang zie je direct naast het lontje als het waxinelichtje dooft?
- In welke fase brandt de waxine?
- Water kookt bij 100 oC en alcohol bij 78 oC.
- Leg uit bij welke stof de onderlingen aantrekkingskracht tussen de moleculen het grootst is?
- Leg uit hoe je kunt weten dat de onderlinge aantrekkingskracht van suikermoleculen nog groter is?
- Maak bij de onderstaande vragen gebruik van de gegevens uit figuur 1.
- Noteer van elke stof de fase bij -40 oC.
- Noteer van elke stof de fase bij 20 oC.
- In welk temperatuurgebied is aardgas vloeibaar?
- Welke stoffen zijn bij kamertemperatuur(20 oC)in de gasfase?
- Welke stoffen zijn bij -50 oC in de vaste fase?
