Bij de meeste voedselrelaties dient het ene organisme het andere tot voedsel. De relatie is dan eenzijdig. Organismen in een voedselketen gebruiken elkaar als voedsel. Producenten (planten) staan aan het begin van een voedselketen. Herbivoren eten planten. Carnivoren (vleeseters) eten herbivoren. Deze carnivoren kunnen op hun beurt ook weer door carnivoren van een hogere orde gegeten worden.
Bij dieren heet de eter een predator en het voedsel de prooi.
Planten staan aan het begin van een voedselketen.
De ene soort gebruikt de andere soort als voedsel.
Bij dieren heet de eter een predator en zijn voedsel de prooi.
In een ecosysteem bestaan vele voedselketens die kriskras door elkaar heen lopen. Zo’n stelsel van voedselketens noemen we een voedselweb.
Soms azen individuen van verschillende soorten op hetzelfde voedsel. Concurrentie om voedsel is voor beide nadelig. Uiteindelijk leidt het tot het verdwijnen van één van de twee soorten uit het ecosysteem of de concurrentie wordt beperkt door specialisatie.
De dieren gebruiken gedeeltelijk verschillend voedsel of jagen op verschillende tijdstippen van de dag.