De invloed van abiotische factoren

De niet-levende omgeving in een ecosysteem noemen we de abiotische factoren. Temperatuur, vochtgehalte, zoutgehalte, de hoeveelheid licht, de samenstelling van de bodem zijn voorbeelden van abiotische factoren.
Een omgeving waar de levensomstandigheden ongeveer gelijk zijn heet een biotoop.

Trekvogels trekken naar het zuiden als aan het eind van de zomer de dagen korter worden en de temperatuur afneemt.
De abiotische factoren licht en temperatuur beïnvloeden daarbij het gedrag van de vogels.

Organismen kunnen ook voor elkaar de abiotische factoren positief of negatief beïnvloeden. Dat gebeurt bijvoorbeeld als een boom veel licht wegneemt, zodat een bodemplant minder licht ontvangt en daardoor minder goed groeit.