Of een populatie in een gebied kan overleven, is een samenspel tussen de omgeving en de erfelijke aanleg van de individuen van de populatie. Alle verschillende allelen die in de populatie voorkomen noemen we de genenpool van die populatie. Als alle individuen precies dezelfde allelen hebben voor alle genen die de soort bezit, dan is er geen variatie tussen de individuen van die populatie. De overlevingskansen van alle individuen zijn dus even groot (of even klein!)
Als de genenpool groter is, doordat sommige individuen net iets andere allelen bezitten voor een bepaald gen, is de kans groter dat de soort overleeft onder ongunstige omstandigheden. Er zullen mogelijk individuen zijn die net iets beter bestand zijn tegen die ongunstige omstandigheden.