In een ecosysteem vormen organismen en omgevingsfactoren een samenhangend geheel. Alle organismen samen in een ecosysteem noem je een levensgemeenschap.
Organismen in een levensgemeenschap hebben met elkaar te maken.
Een boom neemt bijvoorbeeld licht weg ten koste van een bodemplant. Voor de bodemplant is de boom een biotische factor die invloed heeft op zijn leven.
De bodemplant gebruikt ook voedsel en vormt dus zelf ook een biotische factor die invloed heeft op de boom.
Planten vormen voedsel voor dieren. Op hun beurt worden dieren weer gegeten door andere dieren. Bacteriƫn en schimmels profiteren weer van de voedingsstoffen van dode planten en dieren. In een ecosysteem is het eten en gegeten worden.
Organismen hebben allerlei relaties onderling. Soorten strijden om woonruimte en voedsel en tegelijkertijd hebben ze andere soorten nodig om in leven te blijven. Meer hierover in "Relaties tussen soorten".