Sommige eigenschappen van een soort zijn aangepast aan een bepaalde abiotische factor. De dikke vacht van een ijsbeer bijvoorbeeld is een bescherming tegen de kou.
Om erachter te komen met welke abiotische factor een eigenschap te maken heeft, kun je soms twee verwante soorten vergelijken. Als de ene vossensoort grotere oren heeft dan de andere, kan dit bijvoorbeeld te maken hebben met de warmtehuishouding. De vossensoort met de grote oren leeft in een warmere omgeving dan de verwante soort. Hij geeft via zijn oren warmte af aan zijn omgeving.
Met experimenten kun je onderzoeken of deze veronderstelling klopt.
Je kunt bijvoorbeeld de lichaamstemperatuur van beide vossoorten meten als je de omgevingstemperatuur laat oplopen.