v.dw., bijvoeglijk gebruikt v.dw. en o.dw.

Voltooid deelwoord

Om een voltooid deelwoord goed te spellen, moet je net als bij een persoonsvorm in de verleden tijd onderscheid maken tussen sterke en zwakke werkwoorden.
Weet je nog het verschil:
Sterke werkwoorden veranderen van klank in de verleden tijd (loop - liep).
Zwakke werkwoorden blijven gelijk in klank in de verleden tijd (maak - maakte).

De regel voor het spellen van een zwak voltooid deelwoord is als volgt:

1. Je neemt het hele werkwoord, bijvoorbeeld raken

2. Je haalt er -en vanaf, rak

3. staat de laatste letter in kofschiptaxi? -k, JA
    dan schrijf je het voltooid deelwoord met een -t op het eind. geraakt

Nog een keer met het werkwoord keren

1. keren
2. ker
3.
staat de laatste letter in kofschiptaxi? r, NEE
   
dan schrijf je het voltooid deelwoord met een -d op het eind. gekeerd

 

kofschiptaxi is een ezelsbruggetje. De medeklinkers in het woord geven aan of er een -t of een -d achter het voltooid deelwoord komt te staan. Let op: de klinkers tellen niet mee! Eindigt je woord op een klinker (roeien- roei) dan krijg je altijd een -d!

Oefeningen:
oefening 1: voltooid deelwoord – 01
oefening 2: voltooid deelwoord – 02
oefening 3: voltooid deelwoord – 03
oefening 4: voltooid deelwoord – 04
oefening 5: voltooid deelwoord – 05
oefening 6: voltooid deelwoord – 06

Bijvoeglijk gebruikt voltooid deelwoord

Een voltooid deelwoord wordt ook wel eens gebruikt als bijvoeglijk naamwoord. Het is dan geen werkwoord meer, maar vergelijkbaar met woorden als 'lang', 'groen' en 'sterk': het zegt iets over het woord dat erna komt.

Stap voor stap gaan we een bijvoeglijk naamwoord van een werkwoord maken.

Stap 1: begin met het werkwoord dat je wil gaan gebruiken. Bijvoorbeeld verven; ik  verf de deur, de deur is nu geverfd.
Stap 2: neem het voltooid deelwoord van het werkwoord dat je hebt gekozen; verven - geverfd.
Stap 3: eindigt je voltooid deelwoord op een d of t, dan plaats je er een -e achter.
            eindigt je voltooid deelwoord op -en, dan laat je het zo staan.
           Bijvoorbeeld: gekerfd  ⇒ gekerfde: de gekerfde boom
           Bijvoorbeeld: geraakt ⇒ geraakte: de geraakte appel
           Bijvoorbeeld: gelopen ⇒ gelopen: de gelopen race

Nog een keer:

Als het voltooid deelwoord eindigt op d of t

In bepaalde gevallen eindigt het voltooid deelwoord op een korte klank + d of + t:

In bovenstaande voorbeelden wordt de eindletter verdubbeld, omdat je het anders verkeerd uitspreekt.

 

  Schrijf een bijvoeglijk naamwoord altijd zo kort mogelijk. Dus als de uitspraak het toestaat, schrijf je maar
één -d of -t !

 

Oefening 7: Korte oefening
Oefening 8: maak van het voltooid deelwoord een bijvoeglijk naamwoord
Oefening 9: Vul in

Als het voltooid deelwoord eindigt op 'en'

Sommige sterke werkwoorden hebben een voltooid deelwoord op 'en'.

In de bovenstaande voorbeelden zie je dat het voltooid deelwoord zijn eindletter n behoudt.

 

Onvoltooid deelwoord

Het onvoltooid deelwoord gebruik je voor handelingen die nog bezig zijn.
Het onvoltooid deelwoord is heel makkelijk te vormen: het is altijd hele werkwoord (infinitief) + d.

Gillend renden de meisjes het spookhuis uit.
Kees gaat rennend naar school.
Hij bereikte al schoppend het doel van de tegenstander.

Oefening 10: vul de zinnen aan met een onvoltooid deelwoord.