De persoonsvorm is een belangrijk werkwoord in de zin: je kunt er bijvoorbeeld aan zien in welke tijd de zin staat. De persoonsvorm in de tegenwoordige tijd (enkelvoud) schrijf je zo:
ik loop (stam)
jij loopt (stam+t)
hij/zij loopt (stam+t)
Deze -t hoor je, dus die schrijf je altijd goed.
Als je het niet kunt horen
Nu een werkwoord waarvan de stam eindigt op een -d, zoals vinden. Hierbij hoor je de extra -t niet:
ik vind
jij vindt
hij/zij/het vindt
Hoe weet je of je -t schrijft of niet?
Let op de instinker!
Hiermee gaat het vaak mis:
Staat er ‘je’ of ‘jij’ achter de persoonsvorm? Dan komt er geen -t achter.
Vul ook hier je controlewoord in om te horen wat er ingevuld moet worden.
je loopt, dus je vindt
loop je, dus vind je
Tips:
Oefening 1: CambiumNed
Oefening 2: Spellingtest
Oefening 3: vul in
Oefening 4: invuloefening ev
Oefening 5: invuloefening ev
Oefening 6: invuloefening ev
Oefening 7: invuloefening mv
Oefening 8: invuloefening
Te makkelijk? Probeer dan deze oefening op niveau 3F eens.