In verhalen onderscheiden we twee personages: vlakke en ronde karakters. We gebruiken ook vaak de Engelse termen: flat en roundcharacters.
Een rond personage:
maakt een ontwikkeling door in het verhaal;
heeft zowel goede als slechte eigenschappen;
is niet in een paar woorden te omschrijven, juist omdat je zoveel eigenschappen van dit karakter kent;
is realistisch, levensecht;
kan onvoorspelbaar zijn;
is meestal een van de hoofdpersonen.
Een vlak personage:
is op papier maar beperkt ontwikkeld, nogal eenzijdig;
heeft vaak maar één of twee eigenschappen, bijvoorbeeld ‘jaloers’, of ‘zorgzaam’;
is makkelijk in een paar woorden te omschrijven, want veel meer weet je niet van dit karakter;
is niet levensecht, eerder een ‘papieren personage’;
is nogal voorspelbaar;
is meestal een bijfiguur, geen hoofdpersoon – behalve in korte verhalen, daar kan ook een hoofdpersoon flat zijn omdat er niet genoeg ruimte is om een personage volledig te leren kennen.
Leesvaardigheid
Goed opgebouwde teksten bestaan uit een inleiding, een middenstuk (kern) en een slot.
Woordenschat
Chocoladekruidnoten, te lekker om mee te strooien
aanloop – inleiding
populair -geliefd en bekend bij velen
wijdverbreide - op veel plaatsen voorkomend, bekend
qua - wat betreft
structuur - manier waarop een iets is opgebouwd
Veruit – verreweg, met een groot verschil
duurzaamheid - lang durend, zal niet snel slijten of bederven.
authentiek – betrouwbaar, geloofwaardig
geselecteerd (selecteren) - uitgezocht naar geschiktheid
façade - schijn
naar eigen zeggen – in eigen woorden
voornamelijk - in de eerste plaats; hoofdzakelijk, vooral
Waarschijnlijk – vermoedelijk waar of juist
Gebakken lucht – iets wat heel wat lijkt, maar eigenlijk waardeloos is.
ambachtelijke - op de traditionele manier met de hand gemaakt, met de gedachte dat het beter is.
variant - vorm die enigszins afwijkt van de gewone