Een argument gebruik je om een feit of mening te onderbouwen. Je kunt met argumenten anderen overtuigen dat jij gelijk hebt.
Je zegt dat je niet buiten wil gymen maar binnen wil gymen . Als argumenten noem je:
Om beter te worden in het verzinnen van goede argumenten is het goed om af en toe een debat te organiseren in de klas. Op deze site vind je daar allerlei oefeningen voor.
Om te zorgen dat de lezer een argument herkent, gebruikt de schrijver signaalwoorden. Zie je zo'n signaalwoord in de tekst staan, dan weet je dat er een argument volgt.
Signaalwoorden voor argumenten zijn:
Want, omdat, namelijk, daarom, vanwege,
ten eerste, ten tweede, ten slotte.