Je kunt de volgende onderdelen van het oog aanwijzen en weet je waarvoor deze onderdelen dienen: iris, pupil, lens, oogwit (harde oogvlies), hoornvlies, netvlies, vaatvlies, gele vlek, blinde vlek, oogzenuw en glasachtig lichaam.
Je kunt uitleggen dat je ogen worden beschermd door wenkbrauwen, oogleden en wimpers.
Je kunt beschrijven dat traanvocht wordt gemaakt in de traanklier en dat het traanvocht over het oog wordt verspreid door de oogleden.
Je kunt de begrippen accommoderen, bijziend en verziend beschrijven.