Rangaku. Dat is het Japanse woord voor Nederlandkunde. Het klinkt misschien gek, maar omdat de Nederlanders de enige westerlingen waren waarmee de Japanners konden handelen, werd Nederlandkunde synoniem gesteld aan het bestuderen van Westerse technologie en heelkunde. Dit was zeer belangrijk voor de Japanners aangezien in Europa op dit moment de tijd van de Verlichting begon. Ook later toen de Industriële Revolutie begon was Rangaku instrumenteel in het moderniseren van Japan.
De Japanners waren echter zeer huiverig tegenover de buitenlanders. Dit was een van de redenen waarom de Nederlanders op het eiland Dejima vlakbij Nagasaki zaten. De naam die de Japanners aan de Nederlanders gaven is letterlijk vertaald: Roodharigen. De Japanse overheid hield de Nederlanders ook scherp in de gaten. De geheime dienst werd ingeschakeld om de Nederlanders te volgen. Het was namelijk strikt verboden voor de Nederlanders om van het eiland af te gaan. De Japanners waren bang voor het effect dat de Nederlanders op de samenleving zouden kunnen hebben. Ten tijde van de Sengoku Jidai (een hele lange burger oorlog vóór de Edo-periode) waren er namelijk ook veel conflicten tussen christenen en de Shinto boedisten van Japan. De Nederlanders mochten dus niet van het eiland af. Op uitzondering van een dag in het jaar wanneer de Nederlanders naar de Japanse Shogun werden gebracht om hem nieuws te geven.
Wat een grote rol speelde in Japanse technologische ontwikkeling was het over gaan op de Westerse vorm van wetenschap. Dit gebeurde niet zonder conflict, zo weten wij dat er in Japan een discussie was tussen aanhangers van de Chinese vorm van geneeskunde en de Westerse vorm van geneeskunde. Echter aan het einde van de Edo-periode werd Rengaku minder belangrijk. Het land ging namelijk langzaam open tegenover de buitenwereld en Japanse studenten konden nu gewoon naar het buitenland toe om daar te leren.