
West-Afrika was gezegend met een wonderbaarlijke hoeveelheid natuurlijke grondstoffen, waaronder goud. Zeker in de middeleeuwen kwam heel veel goud uit West-Afrika. In deze tijd was het zo dat de helft van al het goud in omloop in de Oude Wereld (Afrika, Europa en Aziƫ) uit West-Afrika kwam! De goudmijnen van Bambuk, Boure en Galam produceerden enorme hoeveelheden goud. In Mali werd al het goud, zout en koper dat de grenzen binnen kwam getaxeerd. Er was heel veel controle over het goud om inflatie tegen te gaan. In deze tijd was de munt (de Dinar) namelijk gekoppeld aan de waarde van het metaal waar het van gemaakt was (Goud). Een verandering in de goudprijs had dus gelijk effect op de waarde van de munt, wat allerlei chaos kon veroorzaken als het niet heftig gecontroleerd werd. Naast goud was de productie van zout en koper heel erg belangrijk voor Mali. In het Zuiden van West-Afrika was zout namelijk heel erg gewild, het was daar namelijk schaars. Zout was essentieel voor het dieet in het zuiden dus het was heel erg nodig voor mensen om het te importeren uit het noorden.
Een meer controversieel goed dat men 'produceerde' in Mali waren slaven. Voorheen werden deze slaven verkocht aan de Berbers en Arabieren in het noorden, waar de slavenhandel redelijk groot was. Met de komst van de Westerse machten veranderde dit echter. De Portugezen begonnen met het plunderen van kustdorpjes en steden voor slaven. De Portugezen werden echter verslagen, dus moesten ze handelen met de handelaren van Mali voor hun slaven. Door de opkomst van de Atlantische slavenmarkt veranderde West-Afrika drastisch. Tussen 1300 en 1900 werd ongeveer de helft van alle mensen in de regio een slaaf. Zelfs nadat Mali als staat viel, bleef de hele regio slavernij beoefenen.