In februari 1917 braken er in Rusland opstanden en stakingen uit. De grote armoede, het dramatische verloop van de oorlog en een tsaar die niets wilde veranderen maakten dat mensen in verzet kwamen. Het leger gebruikte geen geweld tegen de opstandelingen. Veel soldaten sloten zich zelfs aan bij het verzet tegen de tsaar.
De opstand brak de macht van de tsaar en er werd een voorlopige regering van liberalen en sociaal-democraten gevormd.
De communisten onder leiding van Vladimir Lenin waren niet tevreden met deze nieuwe regering. Zij wilden een stap verder gaan: zij wilden een arbeidersrevolutie. In het najaar van 1917 maakten de communisten met een staatsgreep een einde aan de regering van liberalen en sociaal-democraten en vestigden in Rusland een communistisch bewind.