Het socialisme was een politieke stroming die zich inzette voor beterere arbeidsomstandigheden voor de arbeiders.
In de 19e eeuw waren veel mensen van het platteland naar de steden getrokken om te werken in de fabrieken. In die fabrieken waren de werkomstandigheden slecht: arbeiders maakten lange werkdagen, deden vies en gevaarlijk werk en kregen weinig betaald.
Eén van de grondleggers van het socialisme was de Karl Marx. Zijn grote ideaal was een klassenloze maatschappij:
gelijkheid tussen mensen. In een maatschappij waarin de fabrieken in handen zijn van een kleine groep mensen was gelijkheid onmogelijk, volgens Marx. Hij wilde daarom dat de arbeiders mede-eigenaren van de fabrieken zouden worden.
De werkomstandigheden voor de arbeiders zouden dan verbeteren en de opbrengst zou eerlijk verdeeld worden.