In 1774 was Lodewijk XVI koning van Frankrijk geworden. Frankrijk was in die tijd een standenmaatschappij. Er waren drie standen de eerste stand was de geestelijkheid, de tweede stand was de adel en de derde stand waren de boeren, ambachtslui en burgers.
De meeste mensen behoorden tot de derde stand. Dat waren vooral arme boeren en ambachtslui, maar ook de rijkere burgers in de steden. De derde stand moest de belasting betalen waarmee de koning het leger en het dure leven in de paleizen betaalde Maar de derde stand had geen stem in het bestuur van het land.
De adel of edelen vormden de tweede stand. Zij werkten vaak voor de koning en hadden de hoge banen in het bestuur van het land. De edelen hoefden geen belasting te betalen.
Tot de eerste stand behoorden mensen van de kerk: bisschoppen, priesters, monniken. Ook de geestelijken betaalden geen belasting.