Je wordt geboren in een katholiek gezin. Gaat naar een katholieke school. Je bent lid van een katholieke voetbalvereniging of toneelclub. De bakker waar je het brood koopt is katholiek. De werkgever die je een baan geeft is katholiek. Je trouwt een katholiek meisje of katholieke jongen. Je stemt op een katholieke politieke partij. Je luistert naar de katholieke zenders op de radio. En als je dood gaat krijg je een katholieke begrafenis. Zo zag de verzuilde samenleving er rond 1950 uit als je geboren was in een katholiek gezin.
Was je geboren in een protestants-christelijk gezin dan gebeurt hetzelfde allleen vervang je katholiek door protestant. Je behoorde dan tot de protestante zuil.
Naast een katholieke en een protestante zuil had je ook een socialistische zuil. En soms wordt er ook gesproken van een liberale zuil.