Nu het Christendom in grote delen van Europa de belangrijkste godsdienst was, werden er overal kloosters gesticht. Een klooster is een plek waar monniken bij elkaar wonen en leven in navolging van Jezus.
Naast de godsdienstige plichten, zoals bidden, hadden de monniken ook andere plichten. Ze bestudeerden religieuze boeken en schreven die over. En ze zorgden voor het verbouwen van voedsel en lieten wegen aanleggen in de buurt van het klooster.
Rond de kloosters ontstonden kleine dorpen. Arme boeren leefden graag in de buurt van een klooster. De kloosters zorgden voor werk en beschermden de boeren tegen struikrovers. Natuurlijk moesten de boeren zich wel bekeren tot het Christendom.....