Werkwoorden waarvan de stam al op een -d of -t eindigt, krijgen in alle vormen een extra -e-tussen de stam en de -t- van de verleden tijd.
Opgelet:
Dit geldt ook voor de werkwoorden: atmen, regnen, öffnen, rechnen, begegnen, zeichnen, reden.
Als voorbeeld gebruiken we het werkwoord heiraten.
Eerst moet men de stam bepalen: heiraten → heirat-. Vervolgens kun je het werkwoord vervoegen:
Persoon | Stam | Uitgang |
ich | heirat- | ete |
du | heirat- | etest |
er/sie/es | heirat- | ete |
wir | heirat- | eten |
ihr | heirat- | etet |
sie/Sie | heirat- | eten |
Opgelet:
Achter de extra -e- volgen de standaard uitgangen van de verleden tijd.