Toekomende of tegenwoordige tijd

Vaak gebruik je woordjes als 'später' (later)‚ 'nächste Woche' (volgende week), 'im Sommer' (in de zomer), 'nach der Schule' (na school) of 'bald' (binnenkort) als je over iets in de toekomst praat.

Door deze tijdsbepalingen is eigenlijk al duidelijk dat het over de toekomst gaat.
Daarom kun je in dit soort gevallen gewoon de tegenwoordige tijd in plaats van de toekomende tijd gebruiken.

Beispiele:
- Nächstes Jahr werde ich eine Ausbildung zum Gärtner machen.
Door 'nächstes Jahr' wordt al duidelijk dat ik in de toekomst een opleiding tot tuinman zal doen.

In Duitsland zegt men dan ook gewoon:

- Nächstes Jahr mache ich eine Ausbildung zum Gärtner. ➜
Volgend jaar doe ik een opleiding tot tuinman.