Bij deze keuzevoorzetsels krijg je de derde naamval als je de vraag: Wanneer? (tijdsbepaling), kunt stellen.
Bijvoorbeeld: Er wurde an einem Sonntag geboren.
→ Wanneer werd hij geboren? → op een zondag
→ keuzevoorzetsel an in combinatie met de vraag wanneer → 3e naamval
Of als je de vraag: Waar? (in de zin van ergens zijn) kunt stellen.
Bijvoorbeeld: Sie wohnen auf einem Bauernhof.
→ Waar wonen zij? → op een boerderij
→ keuzevoorzetsel auf in combinatie met de vraag waar → 3e naamval
Beispiele:
Sie ist in der Schule. (Ze is op school.)
→ Waar is zij? → op school → 3e naamval
Das Auto steht auf dem Parkplatz. (De auto staat op de parkeerplaats.)
→ Waar is de auto? → op de parkeerplaats → 3e naamval