Sterke werkwoorden - ovt

Sterke werkwoorden hebben onregelmatige verleden tijds vormen en zijn daarom moeilijker te beheersen dan zwakke werkwoorden. Er zijn echter wel manieren om sterke werkwoorden beter te leren beheersen.

Meestal zijn werkwoorden die in het Duits sterk zijn ook in het Nederlands sterk bijvoorbeeld fliegen - flog (vliegen - vloog), schreiben - schrieb (schrijven - schreef).
Als je niet zeker weet of een werkwoord sterk of zwak is, kun je dus naar het Nederlands kijken.

Er zijn zelfs enkele werkwoorden in het Duits waarbij de stamklinker op dezelfde manier verandert als in het Nederlands bijvoorbeeld fliegen - flog (vliegen - vloog), nehmen - nahm(nemen - nam), essen - aß (eten - at), brechen - brach (breken - brak).
Maar helaas is dat maar bij weinig werkwoorden het geval.

De enige manier om ze helemaal te beheersen is door ze simpelweg uit je hoofd te leren. Verstanding is het dan om drie vormen te leren: de infinitief (het hele werkwoord), de stam van de o.v.t. en het voltooid deelwoord.
Tip: De meeste woordenboeken hebben in hun grammatica-deel een lijst met sterke werkwoorden.