De eerste naamval

De eerste naamval heet de nominatief. Eigenlijk betekent dit niets anders dan het onderwerp. Lidwoorden of bezittelijke voornaamwoorden die onderwerp van een zin zijn krijgen de uitgangen van de 1e naamval.

Je vindt het onderwerp van een zin door een vraag te maken:
Wie / Wat + persoonsvorm?
Het antwoord is het onderwerp van de zin.

Beispiele
1. Hij geeft zijn moeder een bos bloemen.
Wie / Wat geeft?
Antwoord: Hij (=onderwerp)

2. De kat spring op de tafel.
Wie / Wat springt?
Antwoord: De kat (=onderwerp)