Opdracht; werk deze uit in een word document en voeg deze dan toe aan de eindproducten van deze periode ( kopje D)
OPDRACHT “RAAR”
a)Individueel;
Ga bij jezelf na of jij ook iets “raar” of “ongewoons” hebt of doet. Ieder mens heeft wel een gewoonte of gedachte wat “raar” is. Het kan iets zijn wat jij niet raar vindt, maar wat anderen raar vinden aan jou..
Beschrijf dit gedrag kort en bondig, schrijf er een voorbeeld bij.
b) Ga in overleg met je buurvrouw;
- vertel aan de persoon wat jij opgeschreven hebt. De ander luistert.
- dan verteld de ander wat hij opgeschreven heeft. De ander luistert.
- Elkaar vragen stellen.
c) Korte reflectie;
Hoe was het om iets "raar"te bedenken. moeilijk/makkelijk
was het volgens de ander ook echt raar.
Hoe ben je aan dit "rare gedrag "gekomen ( oorzaak/aanleiding)