Verantwoording

VERANTWOORDING

 

De verantwoording is als volgt ingedeeld:

  1. 3 tabellen waarin per toets en per vraag verwezen wordt naar de bijbehorende leerdoelen die daarin verwerkt zijn
  2. Een algemene verantwoording vanuit de literatuur en de praktijk, waarbij gemaakte keuzes uiteengezet worden.

 

 

VERANTWOORDING SCHRIFTELIJKE OVERHORING

 

VRAAG 1

De leerling benoemt drie vervelende omstandigheden waar arbeiders mee te maken hadden in fabrieken

 

De leerling benoemt drie verschillen tussen werkende kinderen in de tijd van Burgers en Stoommachines en de werkende kinderen in Nederland nu

 

VRAAG 2

De leerling benoemt de drie beroepssectoren en de basiskenmerken/ voorbeelden ervan

VRAAG 3

De leerling benoemt de drie beroepssectoren en de basiskenmerken/ voorbeelden ervan

VRAAG 4

De leerling benoemt de drie beroepssectoren en de basiskenmerken/ voorbeelden ervan

VRAAG 5

De leerling benoemt de drie beroepssectoren en de basiskenmerken/ voorbeelden ervan

VRAAG 6

De leerling benoemt de drie beroepssectoren en de basiskenmerken/ voorbeelden ervan

VRAAG 7

De leerling benoemt de drie beroepssectoren en de basiskenmerken/ voorbeelden ervan

VRAAG 8

De leerling kan de drie beroepssectoren plaatsen in hoeveelheden in de Nederlandse beroepsbevolking

VRAAG 9

De leerling benoemt 4 verschillen in middelen, energiebronnen, voorwerpen en leefomstandigheden tussen de situatie voor en na de opkomst van de industrie (huisnijverheid en industrie)

VRAAG 10

De leerling herkent het verschil tussen een werkgever en een werknemer

VRAAG 11

De leerling legt aan de hand van uitvindingen hoe het leven veranderde tijdens de Industriële Revolutie

 

De leerling benoemt 4 verschillen in middelen, energiebronnen, voorwerpen en leefomstandigheden tussen de situatie voor en na de opkomst van de industrie (huisnijverheid en industrie)

VRAAG 12

De leerling noemt de gebeurtenissen voor en tijdens de industriële revolutie chronologisch op

VRAAG 13

De leerling benoemt 4 verschillen in middelen, energiebronnen, voorwerpen en leefomstandigheden tussen de situatie voor en na de opkomst van de industrie (huisnijverheid en industrie)

 

 

VERANTWOORDING OEFENTOETS

VRAAG 1

De leerling benoemt de drie beroepssectoren en de basiskenmerken/ voorbeelden ervan

 

De leerling herkent het verschil tussen een werkgever en een werknemer

VRAAG 2

De leerling kan de drie beroepssectoren plaatsen in hoeveelheden in de Nederlandse beroepsbevolking

VRAAG 3

De leerling benoemt 4 verschillen in middelen, energiebronnen, voorwerpen en leefomstandigheden tussen de situatie voor en na de opkomst van de industrie (huisnijverheid en industrie)

 

De leerling legt aan de hand van uitvindingen hoe het leven veranderde tijdens de Industriële Revolutie

VRAAG 4

De leerling benoemt 4 verschillen in middelen, energiebronnen, voorwerpen en leefomstandigheden tussen de situatie voor en na de opkomst van de industrie (huisnijverheid en industrie)

VRAAG 5

De leerling benoemt 4 verschillen in middelen, energiebronnen, voorwerpen en leefomstandigheden tussen de situatie voor en na de opkomst van de industrie (huisnijverheid en industrie)

VRAAG 6

De leerling benoemt het verschil tussen kolonialisme en imperialisme

VRAAG 7

De leerling legt het begrip urbanisatie of verstedelijking uit aan de hand van de Tijd van Burgers en Stoommachines

 

De leerling noemt de gebeurtenissen voor en tijdens de industriële revolutie chronologisch op

VRAAG 8

De leerling legt uit wat vakbonden zijn en het verschil wat vakbonden in de periode hebben uitgemaakt voor arbeiders

VRAAG 9

De leerling legt het begrip urbanisatie of verstedelijking uit aan de hand van de Tijd van Burgers en Stoommachines

 

De leerling benoemt het verschil tussen kolonialisme en imperialisme

 

De leerling benoemt 4 verschillen in middelen, energiebronnen, voorwerpen en leefomstandigheden tussen de situatie voor en na de opkomst van de industrie (huisnijverheid en industrie)

VRAAG 10

De leerling legt uit wat vakbonden zijn en het verschil wat vakbonden in de periode hebben uitgemaakt voor arbeiders

VRAAG 11

De leerling kan het begrip (milieu)vervuiling uitleggen en koppelen aan de situatie in de Tijd van Burgers en Stoommachines

 

De leerling legt uit hoe het broeikaseffect ontstaat en wat het gevolg is van het effect op de aarde

VRAAG 12

De leerling legt uit hoe het broeikaseffect ontstaat en wat het gevolg is van het effect op de aarde

VRAAG 13

De leerling legt uit hoe het broeikaseffect ontstaat en wat het gevolg is van het effect op de aarde

 

De leerling benoemt wat het probleem is van de ozonlaag en wat de negatieve gevolgen voor de aarde daarvoor zijn

VRAAG 14

De leerling legt uit hoe het broeikaseffect ontstaat en wat het gevolg is van het effect op de aarde

VRAAG 15

De leerling geeft verschillende voorbeelden van duurzame energie en kan het begrip duurzaam daarbij uiteenzetten

 

 

VERANTWOORDING EINDTOETS

VRAAG 1

De leerling benoemt drie vervelende omstandigheden waar arbeiders mee te maken hadden in fabrieken

VRAAG 2

De leerling benoemt de drie beroepssectoren en de basiskenmerken/ voorbeelden ervan

VRAAG 3

De leerling benoemt de drie beroepssectoren en de basiskenmerken/ voorbeelden ervan

VRAAG 4

De leerling benoemt de drie beroepssectoren en de basiskenmerken/ voorbeelden ervan

VRAAG 5

De leerling benoemt 4 verschillen in middelen, energiebronnen, voorwerpen en leefomstandigheden tussen de situatie voor en na de opkomst van de industrie (huisnijverheid en industrie)

 

De leerling legt aan de hand van uitvindingen hoe het leven veranderde tijdens de Industriële Revolutie

VRAAG 6

De leerling benoemt de drie beroepssectoren en de basiskenmerken/ voorbeelden ervan

VRAAG 7

De leerling benoemt 4 verschillen in middelen, energiebronnen, voorwerpen en leefomstandigheden tussen de situatie voor en na de opkomst van de industrie (huisnijverheid en industrie)

 

De leerling geeft verschillende voorbeelden van duurzame energie en kan het begrip duurzaam daarbij uiteenzetten

VRAAG 8

De leerling legt aan de hand van uitvindingen hoe het leven veranderde tijdens de Industriële Revolutie

VRAAG 9

De leerling legt aan de hand van uitvindingen hoe het leven veranderde tijdens de Industriële Revolutie

 

De leerling benoemt 4 verschillen in middelen, energiebronnen, voorwerpen en leefomstandigheden tussen de situatie voor en na de opkomst van de industrie (huisnijverheid en industrie)

 

De leerling legt uit wat vakbonden zijn en het verschil wat vakbonden in de periode hebben uitgemaakt voor arbeiders

VRAAG 10

De leerling legt uit hoe het broeikaseffect ontstaat en wat het gevolg is van het effect op de aarde

 

De leerling geeft verschillende voorbeelden van duurzame energie en kan het begrip duurzaam daarbij uiteenzetten

VRAAG 11

De leerling benoemt het verschil tussen kolonialisme en imperialisme

VRAAG 12

De leerling herkent het verschil tussen een werkgever en een werknemer

 

De leerling legt uit wat vakbonden zijn en het verschil wat vakbonden in de periode hebben uitgemaakt voor arbeiders

 

De leerling legt het begrip urbanisatie of verstedelijking uit aan de hand van de Tijd van Burgers en Stoommachines

VRAAG 13

De leerling legt het begrip urbanisatie of verstedelijking uit aan de hand van de Tijd van Burgers en Stoommachines

VRAAG 14

De leerling kan het begrip (milieu)vervuiling uitleggen en koppelen aan de situatie in de Tijd van Burgers en Stoommachines

VRAAG 15

De leerling kan de drie beroepssectoren plaatsen in hoeveelheden in de Nederlandse beroepsbevolking

 

De leerling kan uit een grafiek percentages aflezen

 

 

ALGEMENE VERANTWOORDING

 

De opdracht digitaal toetsen is uitgevoerd middels de methode Mens & Maatschappij Plein M LBK2 Hoofdstuk 4: Mensen en Machines. De gemaakte keuzes bij het ontwerpen van de leeromgeving, de toetsen en de vragen zijn gebaseerd op de gebruikte methode, het leerjaar, en op basis van de aard van de leerling op de huidige stageschool (OPDC Utrecht), waarbij in plaats van geschiedenis, Mens & Maatschappij gegeven wordt. Door de Vakbundel direct toepasbaar te maken op de onderwijspraktijk, heeft mijn stageschool er ook iets aan.

De vragen zijn ten eerste gebaseerd op de zelf samengestelde leerdoelen. Hierboven vind je de verantwoording op basis van de leerdoelen. Iedere vraag is gekoppeld aan minstens één leerdoel, en maximaal drie leerdoelen. De leerdoelen die een hogere urgentie/ meer belang heeft voor het hoofdstuk en het leerrendement, zijn ook meer verwerkt in de toetsen. De volgende leerdoelen hadden de hoogste nood, en zijn dan ook zichtbaar in meer vragen verwerkt dan andere leerdoelen:

De leerling benoemt 4 verschillen in middelen, energiebronnen, voorwerpen en leefomstandigheden tussen de situatie voor en na de opkomst van de industrie (huisnijverheid en industrie)

De leerling benoemt de drie beroepssectoren en de basiskenmerken/ voorbeelden ervan

De leerling legt aan de hand van uitvindingen hoe het leven veranderde tijdens de Industriële Revolutie.

De leerlingen van de OPDC zijn digitaal toetsen niet gewend, maar wel digitaal opdrachten maken en diagnostische toetsen. Er is voor gekozen om een zeer overzichtelijke website te maken waar de leerlingen makkelijk alles kunnen vinden. De leeromgeving voor digitaal toetsen is gemaakt door het programma Wikiwijs, een simpel en net programma. Bij het maken van het SO en de Eindtoets moeten leerlingen hun informatie eerst invullen voor zij de toets kunnen maken. Vanuit het panel van de docent kan gecontroleerd worden hoever iedereen is met de toets en wanneer zij klaar zijn. Daarnaast wordt aan het einde van de toets een bewijsformulier naar de leerling opgestuurd, zodat de administratie duidelijk blijft. Bij de SO en Eindtoets krijgen de leerlingen geen directe feedback op de antwoorden. Bij de oefentoets krijgen de leerlingen dat na het maken van de toets. Zo kunnen zij gelijk kijken hoe ze het gedaan hebben. De (mogelijke) antwoorden van de open vragen kunnen zij dan ook inzien.

 

HET GEBRUIK VAN GESCHIEDENISDIDACTIEK: HANDBOEK VOOR DE VAKDOCENT

Hieronder volgt een duidelijke opsomming van op welke manieren specifiek Geschiedenisdidactiek (Wilschut, Van Straaten, Van Riessen, 2004) is gebruikt in het ontwerpen van de leeromgeving van de Vakbundel Digitaal Toetsen.