hij/zij/het/hem/haar/hen
Bij zelfstandig naamwoorden gebruik je de vogende
verwijswoorden
.
Enkelvoud, mannelijk
hij, hem, deze, die
Enkelvoud, vrouwelijk
zij (ze), haar, deze, die
Enkelvoud, onzijdig
het, dit, dat
Meervoud
zij, ze, hen, deze, die