De verwijswoorden me / mij / mijn en je / jou / jouw lijken heel veel op elkaar. Je kunt ze daarom ook heel gemakkelijk verkeerd gebruiken.
Bezit |
mijn jouw je |
Dat is mijn jas Wat is jouw mening hierover? Bel je broer even! |
---|---|---|
Geen bezit |
mij me jou je |
Waarom luister je niet naar mij? Hij vroeg me om advies. De docent geeft (aan) jou de toets terug. Wil je die tas aangeven? |