Who, which, that en whose zijn betrekkelijke voornaamwoorden.
Zij verwijzen naar een eerder genoemd woord in de zin, hebben betrekking op een woord dat al eerder genoemd is.
In het Nederlandse gebruiken we ‘die’/ ‘dat’ voor: who, which, that en ‘wiens’ (van wie) voor: whose.
Wanneer gebruik je welk betrekkelijk voornaamwoord?
Een verschil met het Nederlands is dat in het Engels het betrekkelijk voornaamwoord ‘that’weggelaten kan worden, als het niet gevolgd wordt door een werkwoord.
Het maakt geen verschil of je zegt:
That’s the girl I met yesterday.
of:
That’s the girl that I met yesterday.
In het Nederlands kun je het betrekkelijk voornaamwoord niet weglaten:
Dat is het meisje dat ik gisteren ontmoet heb.
Je plaatst in de zin voor het betrekkelijk voornaamwoord geen komma.
We kunnen het gedeelte waar het betrekkelijk voornaamwoord mee begint niet weglaten:
The man in the middle who is reading a newspaper is my father.
Als we hier who is reading a newspaper weg zouden laten, dan zouden we niet weten over welke man het precies gaat.