Comparisons (vergelijkingen) - 1

Comparisons worden gebruikt om dingen met elkaar te vergelijken.

De trappen van vergelijking:

1. de stellende trap

adjective + as

The man is as old as my father

2. de vergelijkende trap

comparative

This man is older

3. de overtreffende trap

superlative

That man is the oldest


Stellende trap
De stellende trap vorm je door het bijvoeglijk naamwoord (adjective) te gebruiken in combinatie met as....as.
Je geeft  hiermee aan dat iets gelijkwaardig is. Bijvoorbeeld even oud als -  As old as

Vergellijkende trap
Bij de vergrotende trap of comparative wordt een ding met één ander ding vergeleken. Bijvoorbeeld ouder - older
Bij de overtreffende trap of superlative wordt één ding vergeleken met de rest (van de groep). Bijvoorbeeld oudste - oldest.

Woorden met één lettergreep (one syllable), zie je hieronder.

adjective

comparative

superlative

 

+ er

+ est

old

older

oldest

big

bigger

biggest


Bij woorden van één lettergreep die bestaan uit een medeklinker,
een klinker en een medeklinker, verdubbelt de laatste medeklinker.