Adjectives and adverbs - Bijwoord of bijvoeglijk naamwoord
Wanneer gebruik je een bijwoord of bijvoeglijk naamwoord?
1. Een bijvoeglijk naamwoord zegt iets over een zelfstandig naamwoord.
A beautifulcar ('beautiful' zegt iets over 'the car').
The music is too loud. We can’t hear ourselves talk!
'loud' beschrijft het woord ‘music’ (een zelfstandig naamwoord).
‘loud’ is een bijvoeglijk naamwoord.
She asks intelligentquestions.
'intelligent' geeft extra informatie over 'questions' (een zelfstandig naamwoord).
'intelligent' is een bijvoeglijk naamwoord.
Een bijvoeglijk naamwoord gebruik je ook na vormen van de werkwoorden: be, sound, taste, smell, look, feel
He looks beautiful ('beautiful' zegt iets over 'looks').
2. Een bijwoord zegt iets over alle andere werkwoorden.
Madonna sings beautifully ('beautifully' zegt iets over 'sings').
She playedbadly and lost the game.
'bad' geeft extra informatie over 'played' (een werkwoord).
'badly', is een bijwoord.
Een bijwoord zegt ook iets over een ander bijwoord.
She sings reallybeautifully.
('really' zegt iets over 'beautifully' en 'beautifully' over 'sings').