Een grootboekrekening velmeldt de waarde van een bepaald item in de boekhouding. Het is altijd de waarde op een bepaald moment. Voorlopig zullen we werken met de volgende grootboekrekeningen:
pand/gebouw (Hierop de waarde vermeldt die een pand/gebouw op dit moment waard is, overigens alleen als dat pand/gebouw onze bezitting is.);
inventaris (Dit zijn alle spullen die we nodig hebben om onze bedrijfsvoering te kunnen doen. Bijvoorbeeld in een winkel, de schappen, de kassa en de toonbank.);
kas (Het contante geld wat aanwezig is.);
bank (Het banktegoed.);
debiteuren (Mensen of bedrijven van wie we nog geld krijgen, bijvoorbeeld omdat we verkopen op rekening hebben gedaan.).
voorraad goederen (De voorraad die we binnen ons bedrijf hebben TEGEN DE INKOOPPRIJS.);
banklening (Een lening bij de bank.);
hypotheek (Een schuld bij de bank waar tegenover onroerend goed staat (pand/gebouw).);
crediteuren (Mensen of bedrijven aan wie we een schuld hebben.);
eigen vermogen (Het eigen geld dat in het bedrijf zit.)